Veel nieuwe dieren en planten. En er komen er nog duizenden bij | column
Deze week las ik het heugelijke nieuws dat de afgelopen twee jaar ten minste 380 nieuwe dier- en plantensoorten zijn ontdekt in de Mekongdelta in Zuidoost-Azië. Het labyrint van eilandjes, rivieren en kanalen bleek afgelopen decennia de kraamkamer voor duizenden nieuwe soorten.
Maar deze delta is niet de enige plek waar regelmatig nieuwe flora en fauna worden beschreven. Elk jaar ontdekken biologen honderden nieuwe soorten, ook in Europa en zelfs in Nederland. De chocoladekikker uit Nieuw-Guinea, een nieuwe soort bostomaat uit Australië en een wormsalamander die vernoemd is naar Donald Trump. Zomaar een greep uit alle nieuwe dieren en planten.
Betekent het feit dat deze soorten nog niet eerder beschreven zijn dat ze er voorheen niet waren? Welnee! Sterker nog: ze (over)leven al miljoenen jaren in deze gebieden en moesten alleen nog ontdekt worden. Op dit moment zijn er ongeveer één miljoen diersoorten beschreven. Dat lijkt een hoop, maar daartegenover staan zo’n zeven miljoen niet-ontdekte soorten. Qua planten staat het er wat beter voor, daarvan wordt geschat dat er in totaal zo’n 500.000 soorten zijn, waarvan ongeveer 70 procent beschreven is.
Een nieuwe soort ontdekken kan op verschillende manieren. Je kan bijvoorbeeld een gebied van top tot teen uitkammen door met een groep biologen mee op expeditie te gaan. Vooral tropische regenwouden zijn hiervoor erg geschikt, mede door de grote diversiteit die ze herbergen. Ook zijn deze bossen vaak erg ontoegankelijk, wat de expeditie weliswaar bemoeilijkt, maar ook de kans dat iemand je voor is een stuk kleiner maakt. Vooral in de regenwouden in Brazilië, Madagaskar en Indonesië valt nog een hoop te ontdekken.
Ook het uitpluizen van museumcollecties kan succesvol zijn. Een gemiddeld natuurhistorisch museum heeft honderdduizenden tot miljoenen planten, dieren en schimmels in haar collectie. Bij het vergelijken van collectiestukken blijkt soms ineens dat de voelsprieten van die ene kever toch wel behoorlijk veel verschillen van de ander. Zo worden ook regelmatig nieuwe soorten ontdekt, zonder één stap buiten het museum te zetten.
Maar dan, je hebt een dier- of plantje gevonden, uitvoerig onderzocht en het blijkt een nieuwe soort. De volgende stap is spannend: je nieuw ontdekte soort een naam geven. Wellicht leuk om deze naar jezelf te vernoemen? Geen goed idee. Het is namelijk een ongeschreven regel om een soort die je zelf hebt ontdekt niet jouw eigen naam te geven.
Een andere optie is een naam te kiezen die letterlijk beschrijft hoe het dier of de plant eruit ziet. ’Lacerta viridis’ bijvoorbeeld, ’Lacerta’ voor hagedis, en ’viridis’ voor de kleur, groen – groene hagedis. Een beetje saai misschien, maar het werkt. Een laatste optie is om de soort te vernoemen naar een bekend persoon, wat eventuele publiciteit uiteraard ten goede komt.
Denk aan een slakkenetende slang die vernoemd is naar Leonardo DiCaprio, een bekerplant die de naam van sir David Attenborough draagt en er bestaat zelfs een zwartgekleurd vlindertje met de naam ’Vanrossemi’. Drie keer raden naar wie die is vernoemd. Helaas worden veel van de nieuw ontdekte soorten gelijk al in hun voortbestaan bedreigd.
Honderden soorten zullen zelfs uitgestorven zijn voor ze überhaupt kunnen worden ontdekt. Het is voor biologen daarom een race tegen de klok om elke nieuwe ontdekking zo snel mogelijk openbaar te maken en zo belangrijke leefgebieden te beschermen.
Ontdekkingsreizigers iets van vroegere tijden? Dacht het niet! Ze zijn belangrijker dan ooit.