Een rood schijnsel: het winnende verhaal van de elfjarige Vera Koster

Winnares Vera Koster (11) uit Weesp.© foto margot brakel fotografie

Vera Koster (De Terp, Weesp, groep acht)

Vera Koster uit groep acht van basisschol De Terp uit Weesp is winnaar geworden van de jaarlijkse Gooise Verhalenwedstrijd. Uit een record aantal van 78 inzendingen koos de jury unaniem haar verhaal Een rood schijnsel als winnaar (hieronder integraal afgedrukt).

Als jij zo door de lucht wil vliegen als Superman spaar dan voor een privéjet. Da’s makkelijker. Dan ga ik je nu mijn verhaal vertellen. Dat doe ik niet om mijn hart te luchten of zoiets, maar omdat ik wil dat je weet dat superkrachten lang niet zo makkelijk te krijgen zijn als je ziet in films of strips. Oké? Snap je? Daar gaan we dan.

Eindelijk ging de schoolbel. Op sommige scholen kan je blij zijn als de schoolbel gaat. Dat was ik ook. Het nadeel was alleen dat het zo’n schel piepje was dat ik soms het idee had dat ik spontaan migraine kreeg. Maar goed, nadat ik dus de marteling van de schoolbel had doorstaan, stond ik op van m’n stoel, propte ik mijn spullen in mijn tas en wurmde me langs de rest van de klas door de deur heen. Onderweg naar buiten vond Eva Green het kennelijk grappig om een gratis extra lunch bestaande uit een broodje kaas in mijn nek te gooien. Ze hoopte dat ik dan boos en agressief werd. Want dat word ik nogal snel. Maar na al die keren dat ze het al gedaan had, maakte het me niet meer uit. Dus ik bedankte haar voor de lunch en liep naar buiten. Toen ik thuiskwam, zag ik mijn moeder huilend aan de keukentafel zitten.

’Wat is er mam?’, vroeg ik haar.

’Charles’, begon ze. ’Ik wist niet dat je al thuis zou zijn.’

Ze noemde me nooit Charles, ze zei altijd Charlie of Char. Maar nooit Charles. Op die manier wist ik dus al dat er iets goed mis was.

’Wat is er mam?’, vroeg ik, dit keer iets dringender.

’Rachel’, prevelde mijn moeder.

’Rachel?!’, bracht ik uit. ’Wat is er met Rachel?!’

Even voor de duidelijkheid: Rachel is m’n tweelingzus en we waren heel close.

’Ze… ze is opgehaald’, mama had moeite het te zeggen en ze zei het zacht en onduidelijk maar ik wist precies wat ze bedoelde.

Er was sinds een tijdje een fabriek in onze stad. In het begin dacht ik dat ze er tandenborstels of iets soortgelijks maakten. Maar na verloop van tijd begon de fabriek steeds meer mensen op te halen om iets in de fabriek te doen. Wat? Dat wist niemand. Je zou denken dat het niet zo erg is als iemand daar moet gaan werken. In principe was dat het probleem ook niet. Het probleem was dat de mensen die ze hadden opgehaald niet meer terug waren gekomen. Daarom was iedereen in de stad bang dat er iemand van hun familie opgehaald zou worden. Bij ons was er nog nooit iemand opgehaald.

Tot die dag. Ik nam me voor om die nacht sneaky naar binnen te gaan in de fabriek. Ik wilde

Rachel en alle andere mensen die waren opgehaald mee terug nemen. Maar vooral Rachel.

Mijn moeder zag kennelijk aan mijn blik wat ik van plan was want zodra ik eraan dacht, kreeg ik een:

’Oh nee! Als je het maar uit je hoofd laat! Jij gaat daar niet heen! Eén is genoeg!’

’Oké, oké sorry ik doe het niet oké?’, zei ik snel. Ik was echt van plan me eraan te houden. Op dat moment.

Ik draaide me nog een keer om en keek op m’n wekker. 02:46 uur en ik had nog geen oog dicht gedaan. Ik besloot het raam open te doen voor frisse lucht. Soms helpt dat. Terwijl ik het raam open deed, zag ik licht. En niet het normale licht van lantaarnpalen. Het was vreemd.

Althans, voor zover ik wist was het niet normaal als er ’s nachts een rood schijnsel van een fabriek af kwam. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen om er zeker van te zijn dat het echt was, maar hoe vaker ik met mijn ogen knipperde hoe duidelijker het voor mij werd dat het geen illusie was. Ik trok een zwarte hoodie en joggingbroek uit mijn kast en deed ze over mijn pyjama aan. Ik deed zachtjes mijn deur open en liep naar de trap. Bij de deur van mijn moeders kamer bleef ik even staan om er zeker van te zijn dat ze daar was en niet onderaan de trap stond om me op te vangen zo van: en wat ben jij nu weer van plan?!

Gelukkig hoorde ik haar regelmatige adem achter de deur en kon ik door. Ik liep naar beneden. Eenmaal bij mijn schoenen aangekomen, schoot ik in mijn zwarte gympen en glipte ik muisstil naar buiten. Voor een moment lang dacht ik dat ik mezelf had verraden omdat de deur zoals altijd kraakte. Daarom sprintte ik zo snel als ik kon weg en hield ik mijn snelheid aan tot ik bij de fabriek was. Het rode schijnsel was hier nog sterker. Ik was nog nooit zo dicht bij de fabriek geweest en nu ik dat wel was, zag ik dat de fabriek echt gigantisch was. Maar echt, denk aan het grootste gebouw waar je ooit voor hebt gestaan. De kans is groot dat de fabriek groter was dan dat. Ik was er zo van onder de indruk dat ik bijna vergat waarom ik er was. Ik moest op zoek naar een ingang. Ik liep een hoek van het gebouw om en vond meteen de hoofdingang. Ik liep een rondje om het hele gebouw en vond een andere ingang. Daar was ik blij mee want door de hoofdingang naar binnen gaan, ging mijn moed een beetje te boven. Ik liep een stukje achteruit om te kijken of er iets was dat ik kon gebruiken om de deur open te krijgen (ik nam aan dat die op slot zat). Ik vond niks dus begon ik zelf aan het slot te frunniken. Na een tijdje nutteloos friemelen had ik er genoeg van en duwde ik de deurklink in een poging die op dat moment nutteloos leek omlaag. Met een zachte klik opende de deur. Iemand was waarschijnlijk vergeten de deur op slot te doen.

Toen ik opkeek zag ik een enorme hal met kokers die aan alle kanten omhoog en omlaag schoten. Ik keek er even verwonderd naar en bedacht toen dat het rode schijnsel wat ik had gezien van boven was gekomen. Daarom doorzocht ik de ruimte op zoek naar iets dat me omhoog kon brengen. Ik deinsde achteruit, en net op tijd want precies op de plek waar ik zonet nog had kunnen staan had een koker de grond bereikt. Ik opende de koker en zag een vreemde voorraad chemische stofjes waar ik liever niet mee in aanraking kwam. Maar aangezien ik de hele ruimte al had doorzocht en ik geen ander vervoer naar boven had gevonden, besloot ik het erop te wagen. Ik propte mezelf tussen de chemische stofjes in de koker. Zodra ik de koker had gesloten, schoot ik omhoog. De koker kwam met een schok, waardoor ik bijna op een van de chemische stofjes viel, tot stilstand. Toen ik uit de koker was, wist ik meteen dat ik op de juiste plek was. Er stonden vijf buizen die groter waren dan ik in een cirkel. In het midden van de cirkel stond een nog grotere buis waar een rode gloeiende vloeistof in zat. Ik liep naar een van de „kleine” buizen. Deze buis had een gifgroene vloeistof in zich. Er zat een label op met het opschrift: „Reflexen.” Ik liep naar de volgende buis, neongeel met het label „Snelheid.” De andere drie buizen waren: blauw op een oogverblindende manier met het opschrift „Kracht”, neonroze met het opschrift „Anti-zwaartekracht” en fluoriserend oranje met het opschrift „Vliegen.” Net toen ik ze allemaal had gelezen, hoorde ik achter me een deur opengaan. Ik verstopte me achter een buis.

’De indringer is hier’, zei een scherpe stem waarschijnlijk door een walkietalkie.

Aan de voetstappen hoorde ik dat de persoon dichterbij kwam. Ik deinsde achteruit waardoor mijn elleboog tegen de rode buis aankwam en die openspatte. Ik voelde de vloeistof op mijn huid sproeien. Wat moest ik nu doen? Toen kwam de persoon opeens achter een buis vandaan en sprong ze op me af. Ik kon haar gezicht niet zien door een zwart masker. Ze was supersnel. Ik niet dus moest ik slim zijn. Ik liet mezelf omlaag zakken alsof ik bewusteloos was. De rode vloeistof sijpelde in m’n nek. De vrouw maakte een geluid dat ik niet kon plaatsen. Wat ik wel wist was dat het net zo’n schelle piep was als de schoolbel. Ik bleef liggen.

’De indringer is bewusteloos’, zei de vrouw met dezelfde scherpe stem als waarmee ze net had gepraat.

Er kwam antwoord uit haar walkietalkie. Dit keer was ze zo dichtbij dat ik het kon verstaan.

’Kom mij halen dan kan ik de indringer zien’, klonk er uit de walkietalkie.

’Kan ik hem niet meenemen?’, vroeg de vrouw.

’Ik zei breng me erheen!’, klonk het.

’Oké baas’, zei de vrouw en ze ging supersnel weg.

Ik probeerde het ook. Ik rende naar een koker en stapte erin. De koker schoot naar beneden. Dit keer was ik voorbereid op de schok waarmee hij zou stoppen en stond ik stevig. Ik opende de koker en rende weg zonder het te sluiten. Zo snel als ik kon, holde ik naar huis. Toen ik eindelijk thuis en in mijn kamer was, werd het buiten al licht. Ik ging snel weer in bed liggen en probeerde nog even te slapen. Dat wilde maar niet lukken omdat de gedachte aan Rachel steeds weer door mijn hoofd spookte.

Het was me niet gelukt haar thuis te brengen. Mijn nachtelijke uitstapje was voor niks geweest. Uiteindelijk lukte het me om toch nog even in slaap te vallen.

Mijn moeder maakte me die ochtend wakker.

’Goedemorgen lieverd’, zei ze met een bezorgde blik. ’School gaat de komende weken niet door.’

’Hmm?’, kreunde ik. Ik had niet de energie om een fatsoenlijk antwoord te geven.

’Ik hoop dat je niet al te veel zin had’, zei mama.

Ze bedoelde het als een grapje maar ik kon er niet om lachen, ik kon nergens om lachen.

’Er is bericht gekomen van de fabriek dat ze extra beveiliging hebben ingevoerd’, ging mijn moeder door. ’Er is vannacht ingebroken bij de fabriek.’

Ik schoot overeind. ’Wat?!’, riep ik uit.

Dat klonk waarschijnlijk heel verdacht in mijn moeders oren want ze keek me streng aan. Ik beantwoordde haar blik.

’Ik was het niet’, loog ik. ’Ik ben gewoon verbaasd dat iemand daar het lef voor heeft.’

’Ja lieverd, ik ook’, zei mijn moeder begrijpend. ’Heb je lekker geslapen?’

Ze veranderde van onderwerp. Dat deed ze altijd als ze het moeilijk vond om ergens over te praten. Ze was waarschijnlijk bang dat een inbreker Rachel misschien aan zou vallen. Maar na wat ik die nacht had gezien, dacht ik dat de bewakers Rachel eerder aan zouden vallen dan inbrekers.

Mijn moeder kuchte: ’Ik vroeg wat.’

Ik knikte twee keer als antwoord op de vraag die ze had gesteld.

’Ik moet thuiswerken dus ik ga naar mijn werkkamer. Geef een gil als je me nodig hebt’, zei ze. ’Oh ja, en Eva Green van bij jou op school is opgehaald.’

En toen liep ze mijn kamer uit. Nadat ik nog even in bed had gelegen, ging ik naar beneden om te ontbijten. Ik belegde een broodje met kaas. Het leek een eeuwigheid geleden dat Eva er een in mijn nek had gegooid. Terwijl het toch pas de vorige dag was geweest. Op de een of andere manier deed het pijn om aan Eva te denken. Ik had altijd als ik haar zag al een ander gevoel gehad dan bij andere mensen. Opeens voelde het alsof ik elk bot in mijn lichaam brak. Ik viel van mijn stoel af en zakte in elkaar op de grond.

Ik hield mijn armen boven m’n hoofd in een poging me te beschermen tegen de pijn. Het werkte niet maar het was het proberen zeker waard. Toen het na tien minuten eindelijk over was voelde ik me vastberadener dan ooit tevoren. Ik heb geen idee waarom ik het deed maar ik riep naar m’n moeder dat ik ging wandelen. Ik rende naar buiten naar de fabriek. Ik rende enorm snel, ongeveer net zo snel als de vrouw in de fabriek. Toen ik bij de fabriek aankwam dook ik naar beneden. Precies toen ik naar beneden was gedoken, zoefde er een kogel over mijn hoofd. Ik keek om en zag een bewaker met een zwart masker. Ik rende op hem af en gaf hem een hoek. Ik was kennelijk sterker dan ik dacht want de bewaker viel knock-out op de grond. Ik rende naar de hoofdingang. Er was nu geen tijd om naar de andere ingang te gaan want de vrouw van de vorige nacht zat achter me aan. Ik hoefde niet eens hard te duwen of de deur vloog open. Dat was een gelukje voor mij, iets minder voor de bewakers achter de deur die hem in hun gezicht kregen en op een hoopje in elkaar zakten. Ik sprong over het bewaker-hoopje heen maar landde niet. Ik vloog. Ik had geen idee hoe, maar ik vloog. Omdat ik nu vloog kon ik meteen makkelijk naar boven komen. Ik vloog naar boven, maar ik was nog niet heel goed in vliegen en raakte de muur met mijn voeten. Gek genoeg viel ik niet naar beneden maar kon ik tegen de muur oprennen. Daar maakte ik gebruik van. Ik zag dat boven de verdieping met de buizen waar ik die nacht was geweest nog een verdieping zat. Daar rende ik naartoe. Eenmaal op de verdieping aangekomen zag ik mensen. Rachel, Eva en alle andere mensen die in de afgelopen tijd opgehaald waren. Ik wilde ze omhelzen maar er waren meer bewakers gearriveerd. Ze kwamen steeds dichterbij.

Toen was ik opeens omsingeld. Ik sprong omhoog en landde op hoofden van meerdere bewakers. Dat was niet mijn plan, maar het werkte wel want ik had er behoorlijk wat bewakers mee uitgeschakeld. Nadat ik behoorlijk wat klappen en stoten had uitgedeeld was alleen de vrouw van gisteravond nog over. Ik dook op haar af, maar zij was me voor en raakte me met een kogel. Mijn handen grepen naar de wond in mijn maag. Ik voelde mijn handen nat worden van het warme bloed. De vrouw kwam steeds dichter op me af, klaar om de finale klap uit te delen. Ze nam er de tijd voor. Net op het moment dat ze op de een of andere manier een mes tevoorschijn had weten te halen en naar me uithaalde, sprong er iemand over me heen. Aan haar haar te zien was het Rachel. Ze gaf de vrouw een trap in haar gezicht waardoor de vrouw neerviel. Meer heb ik niet kunnen zien voordat alles zwart werd.

’Charlie?’

Toen ik wakker werd, lag ik in een volledig witte ziekenhuiskamer en was mijn wond verzorgd. Rachel zat aan de ene kant naast me en mijn moeder aan de andere kant.

Ergens in een hoekje van de kamer stond Eva. Ze had kennelijk besloten ons wat privacy te geven.

’Dank je Char’, zei Rachel. Rachel was altijd overal dankbaar voor.

’Dank je Ray, zonder jou had ik hier nu niet gelegen’, zei ik tegen haar. ’Hoewel… misschien had ik hier wel gelegen, maar ik had het niet geweten.’

’Zie het als een bedankje dat je me hebt bevrijd’, antwoordde ze.

’Oh Charlie ik had het moeten weten. Ik had beter op je moeten letten’, zei mijn moeder opeens. ’Het spijt me zo.’

’Het is oké mam’, zei ik. Ik had de energie niet voor een over-emotionele moeder. Toen kwam Eva naar ons toelopen. Mijn moeder stapte naar achter.

’Dankjewel Charlie, voor alles’, zei Eva. Ze boog zich naar voren en ze deed datgene wat ik het minst had verwacht. Ze drukte haar lippen op de mijne. Op dat moment wist ik eindelijk wat het gevoel had betekend.

Verhalenwedstrijd

De Gooise Verhalenwedstrijd wordt georganiseerd door Rotary Naarden-Bussum met als doel het schrijftalent bij Gooise jongeren te stimuleren en beloonde Vera voor haar bijdrage met onder meer een iPad. De tweede prijs werd gedeeld door Loes Vriesen van de Bussumse Vrije School Michael en Roos Meijer van de Naardense Rehobothschool. Thomas de Koning van de Lorentzschool uit Hilversum eindigde als derde.

Meer nieuws uit Gooi

Meest gelezen