Huis moet je beschermen tegen de boze buitenwereld | column
Ver van huis, de vluchtelingen. Huis en haard: bij sneeuwval en ijzige wind zoek je daar je warmte op. Huiselijk geluk, dat klinkt burgerlijk, maar wekt ook weemoed naar vroeger, de verhaaltjes voor het slapen gaan.
De partner die wacht met een rode wijn als je moe van je werk weer thuis komt. Huis, het betekent omhulsel, veilige schulp, schuilplaats.
Ik verhuis en dat ontwortelt behoorlijk. De krakende trap waarvan je iedere trede kent, de buurman die rond 1 uur ’s nachts naar bed gaat. De feestgangers die rond drieën de stad uitslieren met veel dronken gelal. Maar ook: de eerste sneeuwklokjes, de overbuurvrouw missen die soms zwaait midden in de nacht. De kapotgereden vuilniszakken die ik maandagochtend probeer op te ruimen.
Verhuizen is vooral: al die boeken opruimen, filosofie, Griekse mythen, gedichten, sprookjes. Elk boek roept herinneringen op, beelden van vrienden, ontmoetingen die toen belangrijk waren.
Is mijn huis ook echt een ’castle’, zoals de Engelsen zeggen? Om je te beschermen tegen de boze buitenwereld? Niet voor mij. Treed over mijn drempel, goede gast! Verrijk mij met je verhalen. In eigen huis is zelfs de allerarmste een vorst, zegt de Talmoed, het wijze boek der Joden. Zelfs zonder gasten voel ik mij toch thuis. ’Home is where my books are’, dat is mij genoeg.