Genderongelijkheid. Soms zit scheefheid zo diep in het systeem dat het niet voor iedereen zichtbaar is | column
Er was na afloop wat irritatie en gemopper in de wandelgangen. Alsof het leven uit de man was gezogen na het zien van de film. Het onderwerp genderongelijkheid zou een achterhaald idee zijn, een been-there-done-that-situatie. Niets nieuws. En zeker niet iets waar nóg een film over gemaakt hoefde te worden. De man (toeschouwer P.) naast mij zuchtte nog eens diep. Tijdens het Film by the Sea Festival, waar ik in de vakjury zit, zag ik de Zuid-Koreaanse film: ’Kim Jiyoung, geboren in 1982’, naar het gelijknamige boek.
In de film loopt het hoofdpersonage, een 30-jarige millennial in Seoul, op tegen de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, in deze film - vooral vanaf het moment dat de vrouw moeder wordt. Een bataljon aan jeugdherinneringen flitste aan me voorbij. Zo dacht ik aan de teleurstelling van mijn ouders toen ik een meisje bleek te zijn, en geen jongen.
Het mooiste stukje vlees dat eerst aan vader gegeven moest worden, en vervolgens aan mijn broertje, ook al was hij negen jaar jonger. Alle keren dat ik achter het aanrecht traande van de hoeveelheid uien die gesnipperd moest worden, of de sneetjes die ik in mijn vingers maakte door vermoeidheid na urenlang in de keuken te hebben gestaan, terwijl de mannen in de familie riepen waarom het zo lang duurde. Ik dacht aan de verscheurde gezinnen die geen jongen wisten te baren.
Tijdens de discussie die vervolgens losbarstte in het café riep toeschouwer P. dat het een regionaal probleem was, iets van daar in Azië. Niet aanwezig hier in het Westen. Hij wees me op het punt dat mijn persoonlijke anekdotes, hoe vervelend ook, geen bewijzen waren voor de aanwezigheid van een maatschappelijk probleem.
Soms zit scheefheid zo diep in het systeem dat het niet zichtbaar is voor degene die er zelf niet tegenaan lopen. Maar de enige manier om dit soort problemen zichtbaar te maken is via de weg van de particuliere verhalen, de anekdotes, de privé-ervaringen. Zoals we dat bij racisme en #MeToo hebben gezien.
Ik denk aan mijn vriendin A. die door de crèche wordt gebeld als haar kind ziek is. Niet haar man. Ook al werken ze beiden evenveel en heeft ze haar man bovenaan de bellijst laten zetten. Ik denk aan de internationale studente bij het filmfestival die zichzelf in deze film vertegenwoordigd zag. „Ik mag van mijn ouders ’s avonds, in tegenstelling tot mijn broers, in de Dominicaanse Republiek niet alleen over straat”, vertelde ze huilend.
„Particulier!”, roept P. hierop. Er zijn in de jaren zestig, zeventig, tachtig al genoeg films hierover gemaakt (hij somde ze op). De internationale studente (geboren in 1999), mijn vriendin A. (geboren in 1987), of ik (geboren in 1984) hebben die films niet gezien. Deze wel. Hier en nu. Er kunnen niet genoeg anekdotes aangehaald worden, films gemaakt, boeken geschreven, keer op keer, ook al roept het irritatie en weerstand op. Ik zou zeggen: laten we er net zo lang mee doorgaan tot de boel rechtgetrokken is.