’Tegenwoordig boeken jongeren survivaltochten, wij kregen dat allemaal van de staat’ | Einde oefening
Bert de Jong kreeg een saai baantje en bleek... onmisbaar.© Collectie Bert de Jong
Niet alles was even zinvol en leuk in dienst. Toch blijft wat ze meemaakten oud-dienstplichtigen hun hele leven bij. En ze namen er iets van mee naar later, zowel materieel als immaterieel, getuige de vele herinneringen die ze naar de krant stuurden over deze tijd.
Dat dienstherinneringen beklijven is ook de ervaring van Erik Koopmans, ondanks dat het zo’n zestig jaar geleden is dat hij zijn dienstplicht vervulde. „Ze zijn wat intensiever dan herinneringen aan de vijftig jaar daarna die ik in de bouw werkte.” En ach, stelt Hans Otto, lichting 95-1, „Tegenwoordig boeken ze survivaltochten, wij kregen dat allemaal van de staat.”
Was het allemaal even zinvol? „Welnee. Ook niet allemaal leuk”, mijmert hij. ,,Ik heb er veel geleerd over mezelf en gewoon ontzettend veel gelachen en lol gehad. Ik merk er weinig van dat ik twee jaar achterloop op collega’s die niet in dienst zijn geweest - altijd het argument van dienstweigeraars. En het grappig is dat veel jeugd nu juist een tussenjaar neemt na de studie. Gaan ze backpacken... rugzak, tent, andere mensen ontmoeten....” Op de Kolonel Palmkazerne in Bussum was ook het D-peloton, herinnert Otto zich. Dat bestond uit ’door de marechaussee van hun bed gelichte dienstweigeraars’ en kwam bij hem, zijn makkers en hun rustige kantoorbaantje ’regelmatig zwaar bepakt voorbij marcheren onder leiding van een keiharde vrouwelijke kapitein’. „Enig leedvermaak konden we dan niet onderdrukken.”
(Tekst gaat door onder foto)
Ger Elskamp met zijn dienstmakker Karel op bivak.© Collectie Ger Elskamp
Ger Elskamp leerde in 1978 twee dingen in dienst: „Dat is nietsdoen en drinken.” Maar, meldt hij eerlijkheidshalve: „Ik heb toch ook wel veel mensenkennis en de nodige levenswijsheid opgedaan.” Als ’a-sportieve nerd’ had hij het nog behoorlijk zwaar tijdens de basisopleiding. Om maar weg te wezen opteerde hij voor Duitsland. „Op raketbasis 12 GGW was ik de enige dienstplichtige aspirant-onderofficier. Buitenbeentje. Maar ik heb me er doorheen geslagen en ben daar zeker volwassener, zelfstandiger en wijzer geworden.”
Paul Cohen hield zes inzichten aan zijn diensttijd over, die hij ’gedragsessenties’ noemt: „Aanvaarden dat de meerderheid beslist, kiezen voor zelfbeheersing en oprechtheid, respecteren van hiërarchie, functioneren als groep is beter dan solistisch handelen, persoonlijke hygiëne getuigt van zelfrespect en ten slotte: eten wat de pot schaft.”
(Tekst gaat door onder foto)
Paul Cohen hield zes inzichten aan zijn diensttijd over, die hij ’gedragsessenties’ noemt.© Collectie Paul Cohen
Het voordeel dat Peter J. Scharpff uit Zoeterwoude aan zijn diensttijd overhield, is dat hij nog steeds ’vloeibaar’ Russisch spreekt. „Handig als je als gids in molen De Put aan het Galgewater toeristen uit Rusland ontmoet. Reken maar dat die verrast zijn, als je ze in hun eigen taal aanspreekt.” De lessen die hij tijdens zijn opleiding tot officier-ondervrager bij de Militaire Inlichtingen Dienst volgde tijdens de Koude Oorlog kwamen hem van pas, toen hij aan de Leidse universiteit Russisch studeerde. „De fantatische colleges van Ruslandkenner bij uitstek Karel van het Reve spijkerden mijn kennis over Russische literatuur bij, omdat die in het leger niet aan bod was gekomen. Wel was mijn Russische spreek-, lees- en luistervaardigheid dermate groot en nuttig, dat ik alle tentamens op één dag heb gedaan.”
Henk van Loon, lichting 61-6, heeft zijn snor aan zijn diensttijd overgehouden en wel op deze manier: „We besloten allemaal onze snor te laten staan. Maar dat ging zo maar niet. Je moest een verzoek indienen bij de kapitein en na een paar weken bij hem opdraven. Hij bekeek de snor en steevast was zijn reactie: ’Staat je niet, eraf.” Wijs geworden liet ik mijn snor staan maar diende geen verzoek in. Ik heb hem nog steeds!”
Soldaat Ernst Julius Franken jr. uit Andijk moest nog wel noten leren lezen maar kwam bij de showband. „Je was overal goed voor, van medaille-uitreikingen en promoties tot officiersfeesten en dansmuziek. En helpen in de bar. Meisjes vroegen wat we waren, met dat uniform met muziekstrepen op de schouder. ’Wij gaan voorop’, zeiden we dan. Ze dachten dan dat wij commando’s waren. Tja, vroeger, toen ging de muziek voorop in de strijd.” Hij hield het diploma tamboer-klaroenblazer aan zijn diensttijd over. „Plus een lange groene onderbroek en een paar dito sokken.”
Bert de Jong uit Opmeer kwam in 1971 in Havelte terecht. „Dat was me een wereldreis. Ik moest zondagavond om half acht op de bus in Andijk om om half een op de kazerne te arriveren. Balen, balen, balen.” De juist voor zijn hoofdakte lager onderwijs geslaagde De Jong kreeg een saai baantje waarin hij zijn uren vulde met Engels studeren en kritische stukken schrijven voor het blad van de soldatenvakbond VVDM. „Dat werd niet op prijs gesteld door het militaire kader. Toen ik lekker opschoot met mijn studie werd me bevolen niet langer overdag te studeren. Uit het raam kijken mocht wel. Dat verbeterde niet bepaald de verhoudingen. Begin jaren zeventig was er ook al tekort aan onderwijzend personeel en er was een regeling dat onderwijzers met een aanstelling na een jaar de dienst konden verlaten. Ik kreeg een baan op een basisschool in Heemskerk en diende een request in drievoud in. Maar de commandant kon onmogelijk aan mijn verzoek voldoen. Volgens hem was ik onmisbaar...”
(Tekst gaat door onder foto)
In de verte een rij puptentjes in een Duits bos. 1974.© Collectie Dick de Graaf
Dick de Graaf, lichting 74-6 en reserve-officier, bleef de inzet bij de treinkaping bij Wijster het meest bij. „Ons peloton beveiligde een deel van de cirkel om de trein. Daar heb ik mijn dienstplichtigen leren kennen als mensen op wie je kunt rekenen en die niet bang zijn.”