Dienstkeuring: Poedelnaakt naast elkaar, blazen op je pols en indien nodig een tik met een lineaaltje | Einde oefening
Theo Klaver op een oefening.© Collectie Theo Klaver
Militaire dienst.... Dat is iets van vroeger. Maar lezers zijn het nog niet vergeten getuigen de talloze reacties op een oproep in de krant. Aan de hand van hun herinneringen reconstrueren we de loopbaan van een dienstplichtige.
Het begon met een oproep voor de keuring. Eric Ossen uit Krommenie overkwam dat in 1967. Op het Weesperplein in Amsterdam werd hij ondervraagd over zijn gezondheid, zijn bloedgroep bepaald en moest hij bij elk dienstdoend persoon zijn geboortedatum zeggen. ,,In verband met persoonsverwisselingen. Er waren wel eens stand-ins. Na bloedafname moest je op de grond zitten, dan kun je niet omvallen. Een persoon die later kwam had dit niet gehoord en ging prompt wit onderuit.”
(Tekst gaat door onder foto)
Naast de sergeant van links naar rechts op de hei soldaten Arny Molly, Pierre Neefjes, Rene Blickman, Nico Nugter en Cor Buis. Onderste rij van links af Bert van Os, Lou Remie, Ad Korteland, Rob van Bueren en Hans Keja.© Collectie Nico Nugter
Nico Nugter uit Zaandam stond in 1974 in alleen zijn onderbroek voor de keuringsarts aan de Sarphatistraat in Amsterdam. „Tien kniebuigingen en blazen op je pols. Artis was aan de overkant, na afloop gingen ik met medegekeurden apies kijken.” In 1976 mocht hij zich melden als ’bol’, soldatentaal voor rekruut. Leo Feikes, lichting 74-2, kende een truc. „Je baret onder de kraan, oprollen en tussen de verwarming stoppen. Anders zag iedereen dat je een bol was.”
(Tekst gaat door onder foto)
Onder anderen Nico Nugter zwaait hier af.© Collectie Nico Nugter
Hans Boon uit Wormerveer werd op 28 maart 1950 medisch gekeurd in Heiloo. „Dat was al een belevenis op zich omdat iedereen poedelnaakt naast elkaar moest staan. De keuringsarts, met assistente, onderzocht ons op afwijkingen onder de gordel. Wie een erectie kreeg ontving een tik met een lineaaltje op zijn piemel.” Klaas Lelie zei in 1973 bij de keuring dat hij doof was. „Om eronderuit te komen. Het trok me niet: dienstplicht. De man zei: ’Dan kan het leger u niet gebruiken. U hoort het niet als er geschoten wordt.’ Toen ik wegliep, liet hij een muntstuk op de grond vallen. Ik keek om. ’U bent goedgekeurd voor het vervullen van de militaire dienst,’ sprak de man en keek mij door zijn donkere bril streng aan.”
Plunjezak
Inlijven in de kazerne ging met een toespraak van een hoge pief gepaard. Dat verraad met de kogel werd bestraft, is iets wat uit die speech bij velen is blijven hangen, ook bij Joop Bakker, lichting 70-4. De foerier deelde kleding en wapens uit. Gezinus Peeks uit Krommenie weet nog dat in 1952 ’alles in een grote plunjezak’ ging. „Niet zeuren over de maten. Verder twee dekens. Lakens deden ze niet aan.” Ingedeeld werd je in kamers waar twaalf, of soms dertig of veertig, bedden met kasten stonden. „In de kast mocht je je verkregen groene kleding leggen, niet zomaar, precies op lijn”, zegt Nugter. Gerard Jansen uit Heiloo meldt dat als de boel niet netjes lag, ’ze je kast omkeerden en je helemaal opnieuw kon beginnen’. In de kleding moest je wasmerkjes naaien.
’Een zak vol handel om ons als soldaat te vermommen’, noemt Cor van Breugel, lichting 59-6, de plunjebaal die hij kreeg. „Inenten, krullen eraf, groene overall aan en we waren burger af.” Tot midden jaren zestig sliepen de dienstplichtige op een zelf te vullen strozak. Het lag hard. Na een paar dagen ontstond een kuiltje waarin het redelijk toeven was.
Dan, exerceren, marcheren en oefenen. „In het begin een puinzooi”, aldus Peeks. Daarna begon ’de gekkigheid’ zoals Nugter het noemt, ’rennen met een pukkel, met geweer en lompe schoenen, op oefening, slapen in een tentje op de Veluwe, met een maatje, zo noemden ze dat, iemand waarmee je werkte tijdens de bivak’. Nico Slob uit Hoorn, in dienst vanaf juni 1966, vertelt: „Exerceren, roeien en rangen en standen leren. Wachtlopen, schieten en de stormbaan beklimmen.” Simon Buisman uit Blokker, lichting 72-2: „De eerste weken waren nieuw en kinderachtig. Je voelde jezelf weer op de kleuterschool. Wij waren van de peace-generatie en daarom was er veel discussie. Maar we gingen ervoor en al vijftig jaar komen we jaarlijks bij elkaar, Cor, Willem, Kees en ik. Helaas is Jan er niet meer bij, hij is overleden.”
(Tekst gaat door onder foto)
Freek Kroeze had ’reikhalzend’ uitgekeken naar 2 juni 1947, de dag dat hij als twintigjarige moest opkomen© Collectie Freek Kroeze
Freek Kroeze uit Haarlem had ’reikhalzend’ uitgekeken naar 2 juni 1947, de dag dat hij als twintigjarige moest opkomen. „Met twintig jongens op een kamer, uit alle geledingen van de maatschappij. Ze kwamen uit de stad en van het platteland - sommige met de klompen nog aan, van dichtbij of uit het verre Noorden. Zodra ik het uniform aanhad, voelde ik mij een beetje meer man.”
Na een beginopleiding van zes weken tot een paar maanden begon het echte werk. Henk Feld uit Bergen, lichting 67-3, kwam bij de Huzaren van Boreel. „Geen idee wat dat betekende. Alleen dat we een zwarte baret kregen met de afbeelding van Sint-Joris en de draak. Dat vond ik grappig, omdat de parochie Sint-George in mijn geboorteplaats Spierdijk dezelfde heilige in het wapen heeft. De huzaren gingen in het verleden te paard en verplaatsten zich nu in een tank. Zowel op het een als in het ander heb ik in mijn diensttijd nooit gezeten.” Na twee maanden exerceren, op mars met bepakking, wachten, vervelen en onnodige werkzaamheden doen werd hij bij het onderhoud geplaatst. „Mijn conclusie was dat de tanks, jeeps, wapens en alles wat er was meer sleet van onderhoud dan van gebruik.”
(Tekst gaat door onder foto)
Walter Bos met dienstmakkers in een tent: ,,Als je als bol niet deed wat je werd gezegd, had je geen leven.’’© Collectie Walter Bos
Limmenaar Walter Bos werd na de opleiding in 1976 monteur in Utrecht. „Op de kamer gekomen werd ik door Brabanders, Limburgers, Groningers, Zeeuwen en Friezen welkom geheten in hun dialect.” Hij was ’bolle’ en zij ’ouwe stomp’ of ’ouwe beer’. De bol werd ingezet voor kamer vegen, prullenbak legen en toilet schoonmaken. „Deed je dat niet, geloof me, dan had je geen leven.” Twee keer per dag was er appèl. „Had je je schoenen en je knopen niet gepoetst of je niet geschoren, dan kwam er een sergeant die je als een malle gillend uitschold. Kamergenoten namen na verloop van tijd de chauffeurstest af. Zat je op een krat met bierblikjes voor je voeten die de pedalen voorstelden. Een deksel van een afvalemmer diende als stuur. Als het zogenaamd begon te regenen werd de brandspuit op je gericht en bij wijze van sneeuw een bus talkpoeder over je uitgestrooid. Je zag er niet uit. Als je alles zonder commentaar had uitgevoerd, werd je door je kamergenoten geaccepteerd.”
(Tekst gaat door onder foto)
Jan Tromp temidden van dienstplichtigen in 1959.© Collectie Jan Tromp
Door ’heide en plassen hollen of kruipen en ’vermaakt’ worden op de stormbaan’, Jan Tromp uit Zuidoostbeemster, lichting 59-1, genoot ervan. „Ik had er geen problemen mee, ik was goed getraind door veel sporten voor die tijd. Dat gaf ook een rustig gevoel, want wie niet erg mee kon komen was steeds de pineut: extra oefeningen, strafexercitie, extra wachtlopen en in het slechtste geval het weekend niet naar huis.”
(Tekst gaat door onder foto)
Theo Klaver: „Onze taak was het ’rode gevaar’ uit Rusland te keren.’’© Collectie Theo Klaver
Theo Klaver uit Hoogkarspel, lichting 80-5, herinnert zich als zovelen de puptent. Elke soldaat had een halve puptent in zijn psu, de persoonlijke standaard uitrusting. Door twee helften aan elkaar te knopen had je een hele tent voor twee. „In januari 1981 oefenden we twee weken op de Noord-Duitse laagvlakte. Het weer was zo slecht, dat de oefening bij wijze van hoge uitzondering, werd afgelast.” Met een maat die een motorfiets bezat maakte hij toertochten. Geen wijnfeest werd overgeslagen en uitgaan deden ze bij discotheek Mutti Müller in Seedorf. „Onze taak was het ’rode gevaar’ uit Rusland te keren. We mochten een keer het IJzeren Gordijn bezoeken. Militaire kleding was verboden, evenals praten over militaire zaken. Eenmaal bij de grens werd duidelijk dat we werden bespied en afgeluisterd. Bijzonder en spannend.”
(Tekst gaat door onder foto)
Co Nanne bij de commando’s : ,,Korte briefing op de kazerne en hup het vliegtuig in, verrassing, drie weken oefening in Engeland.’’© Collectie Co Nanne
Texelaar Co Nanne kende de verhalen. Onder meer van zijn broer die diende bij de marine. „Slechts een keer had hij gevaren, geroeid op de Loosdrechtse Plassen. Hij werd namelijk chauffeur.” Verveling, nutteloze tijd, dat was wat hij van leeftijdsgenoten hoorde. „Ik dacht, dat kan anders. En meldde me aan voor het Korps Commando Troepen.” Met 63 man in opleiding, van wie er achttien de eindstreep haalden, Nanne incluis. „In juli 1973 kreeg ik de groene baret. Niet zomaar een hoofddeksel, een onderscheiding.”
Zijn opleiding ging verder: scherpschutter, parachutist, morseseiner, kanospecialist en ’ga zo maar door’. Buitenlandse oefeningen eindigden vaak met de mogelijkheid te springen voor de parawing van het betreffende land. „Met een paar sprongen uit een Frans toestel, met Franse parachute op Frans grondgebied werd ik gebrevetteerd Frans parachutist.”
(Tekst gaat door onder foto)
Als sergeant bij de commando’s ging Co Nanne als eerste de sloot in.© Collectie Co Nanne
In het weekend luisterden zijn broertjes ademloos naar zijn verhalen. Dan terug per trein naar Roosendaal. „Korte briefing en hup het vliegtuig in, verrassing, drie weken oefening in Engeland. In het duister springen boven een plek die ik alleen van de landkaart kende. Als leidinggevende had ik enorm respect voor mijn mannen. Tijdens de opleiding zagen ze dat je als sergeant altijd nèt iets meer moest presteren. Marcheerden zij twintig kilometer, ik moest er vijf achteraan en de luitenants nog vijf extra. In parate tijd ging dat zo door. Ik stapte als eerste de sloot in, sprong als eerste uit het vliegtuig en ging als eerste naar beneden langs de rotswand. Op Corsica leidde ik mijn ploeg over ezelspaden en voorkwam dat we als ’krijgsgevangenen’ in handen vielen van de legionairs, want dat wilde je absoluut niet. Dat ventje dat nooit van Texel af was geweest heeft de hele wereld gezien. Mijn groene baret heeft een ereplaatsje in de kamer.”