Vlinderacademie geeft ouders taalles zodat ze hun kinderen daarmee kunnen helpen
Directeur Suzanne Pauw wijst een land aan waar een cursist van de Vlinderacademie vandaan komt. Juf Marie-José van Leeuwen kijkt toe.© Foto Ronald Goedheer
Niet alleen kinderen, ook anderstalige ouders krijgen les op basisschool De Vlinder in Heemskerk. De Vlinderacademie dient een driedubbel doel. De ouders leren zelf Nederlands, zodat ze hun kinderen kunnen helpen. Bijkomend voordeel: ze begrijpen wat de school doet en krijgen daar vertrouwen in.
De Vlinderacademie start vandaag met vijftien ouders. Elke vrijdagmiddag krijgen ze les, onder schooltijd. Na de les kunnen ze gelijk hun kinderen mee naar huis nemen.
„Het begon eigenlijk met de taalklas de Cocon voor kleuters”, zegt juf Marie-José van Leeuwen. „Dat is een aparte klas voor vier- en vijfjarigen die een grote taalachterstand hebben, die eigenlijk geen Nederlands spreken. Het beste is om zo snel mogelijk wat aan de taalachterstand te doen, voor ze die niet meer in kunnen halen.”
Drieduizend woorden
„Twee ochtenden in de week krijgen tien kinderen les. Eigenlijk hebben meer kinderen het nodig. We willen het liefst nog een tweede groep starten. Het is de bedoeling om ze zo veel mogelijk woorden te leren. We gebruiken de lijst met drieduizend woorden die kleuters moeten kennen, ontwikkeld voor de gemeente Amsterdam. Daar zitten ook eenvoudige constructies tussen zoals ik wil, jij moet, jij kunt en wil je me helpen.”
Van Leeuwen doet veel met mimiek en beweging. „Bij het woord onder ga ik onder een tafel liggen, de kinderen moeten dat dan ook doen. Door dat veel te herhalen, blijft het hangen. En bij op klimmen we allemaal op een stoel of gaan we op de grond liggen. Iedereen, ik, de kinderen en ook de ouders en de opa’s en de oma’s. Hoe maller, hoe beter het beklijft.”
Ouders en grootouders blijven het eerste uur in de klas. „Zo zien ze wat ik als leerkracht doe en wat de school doet, zegt Van Leeuwen. „En ze leren dat het leuk is om met taal bezig te zijn. Dat het leuk is om je kind voor te lezen. De interactie met het kind wordt beter.”
„Ik merkte dat als de kinderen themawoorden mee naar huis kregen, we gelijk een reactie van ouders kregen dat ze de woorden zelf niet snapten. Dus dat had geen zin.” Daarom is de Vlinderacademie opgezet, voor ouders van alle kleuterklassen en het Rupsje, de peuteropvang. „Ze leren dezelfde woorden als hun kinderen, rond dezelfde thema’s.” Dat is nu sprookjes. Voor de Cocon heeft Van Leeuwen ’Sneeuwwitje’ van Dick Bruna genomen. „Eigenlijk zitten daar nog te moeilijke woorden en te lange zinnen in. Dus heb ik het vereenvoudigd.”
„Binnen enkele dagen zat de Vlinderacademie al vol. Er was één probleem: sommige ouders zitten met kleine kinderen zonder opvang. Sommigen komen nu om de week, ze passen op elkaars kinderen. Ik hoop dat er later de mogelijkheid voor kinderopvang komt.”
„Een vader bedankte me. ’Zo fijn dat mijn vrouw mag komen’, zei hij. Ze wil graag contact maken, maar dat lukt haar niet. Ze komt oorspronkelijk uit een klein dorpje. Ze hoopt zo dat ze verbinding gaat maken door de taal en de ontmoetingen.”
Aandacht
„De taalklas Cocon heeft ook positief effect voor de kinderen die er niet in zitten”, zegt directeur Suzanne Pauw van De Vlinder. „De kleutergroepen zijn die ochtenden kleiner, de leerlingen krijgen dus meer aandacht. Ze kunnen zich beter concentreren. Bovendien zitten de kinderen met de grootste achterstand er niet in, zodat de leerkracht op een hoger niveau met ze kan werken.”
„Als een kind genoeg gevorderd is in de taalklas, kan het terug naar de gewone groep. Dan krijgt een ander kind een plek in de Cocon. Van de tien kinderen waarmee ik begon, zijn acht er alweer uit.”
Phlox, voor hoogbegaafde leerlingen
De Vlinder heeft ook de Phlox, een leergroep voor leerlingen die vermoedelijk hoogbegaafd zijn. Sebastiaan Ensel geeft de hele woensdag les aan elf kinderen, ook anderstalige, uit groep 5 tot en met 8. Binnenkort start er ook een groep voor de onderbouw.
Het programma bestaat uit drie delen. Allereerst is er een sociaal-emotioneel deel, met kringgesprekken, filosoferen en spelletjes. ,,De kinderen kunnen zich veilig voelen’’, zegt Ensel. ,,Ze voelen in hun gewone klas dat ze anders zijn en dat kan een naar gevoel geven. Hier leren ze dat ze dat ze oké zijn.’’
,,Het tweede deel bestaat uit leren leren. Ze zijn gewend dat het geen moeite kost om iets te leren. Straks in het voortgezet onderwijs moeten ze er veel meer voor doen en dat gaat niet altijd goed. We leren ze huiswerk maken en plannen. Ze ervaren dat het soms ook niet in één keer lukt. We noemen dat de leerkuil en leren ze hoe ze daar weer uit kunnen komen.’’
,,En tenslotte werken de leerlingen aan hun project, met andere leerlingen. Het is ontwerpend leren. Nu moeten ze bijvoorbeeld voertuigen ontwerpen die kunnen springen. De ene groep werkt met technisch lego, de andere met stroom, een motortje en een schans. We hebben een eigen technieklokaal.’’