In 60 seconden: C1
C1© Foto: Vauxford/WikiCommons
Als eigenaar van een klein autootje weet ik inmiddels: levensgevaarlijk die dingen! Niet omdat de kreukelzones ondeugdelijk zijn, of zo, maar omdat ze kennelijk het slechtste losmaken in sommige bezitters van grotere wagens.
Als ik zo’n bak op de rijksweg inhaal, en de andere bestuurder ziet een klein zwart autootje voorbij snorren, schiet het kennelijk door hem heen: ‘Wat! Rij ik zo langzaam?’ en drukt hij instinctief zijn gaspedaal vol in. Waarna hij vervolgens enkele meters verder op zijn voorligger stuit en met een halsbrekende manoeuvre zijn bolide voor mijn auto moet gooien. (Want je laat je natuurlijk niet terugzakken. Kom op, zeg). Waarna ik stevig in de remmen moet om een eervolle vermelding in het file-overzicht van die dag te vermijden.
Toch is mijn lot als kleine-auto-bezitter nog niets vergeleken met dat van de eigenaren van opzichtige scheurbakken, realiseerde ik me van de week. Ik zag op de linkerrijbaan een blinkende, in zwart met goud uitgevoerde Lotus voorbij zoeven. En hoewel hij 140 reed, zat er aan zijn bumper een Hyundai gekleefd. Of een Peugeot. Weet ik veel, een gewone middenklasse auto in elk geval. En ik besefte dat die sportauto-gast dat waarschijnlijk elke dag heeft. Overal waar hij rijdt, ontwaken de Max Verstappens in brave huisvaders, die wel even willen kijken of ze zo’n Lotus-bestuurder kunnen bijhouden of, mooier nog, eruit kunnen racen. En die dus voortdurend moet hopen dat ze bij een onverwachte manoeuvre niet met 140 kilometer per uur zijn peperdure wagen komen binnenzeilen.
Ik hou het daarom nog maar even bij mijn Citroën C1.