Hoog spel Al-Serraj in Libië
Voor de kust van de Libische hoofdstad Tripoli arriveerde woensdag een schip uit Tunesië. Aan boord de voorlopige Libische eenheidsregering. De komst van premier Fayez al-Serraj en zijn collega-bewindslieden is hopelijk de eerste stap naar de wederopbouw van het land.
Tot nu toe werkte de Libische regering van nationale eenheid vanuit de Tunesische hoofdstad Tunis. Hier wonen ook de meeste buitenlandse diplomaten die in de zomer van 2014 Tripoli ontvluchtten, toen de stad werd overgenomen door vijandige milities. Maar een regering kan niet functioneren zonder regeringsgebouwen, ambtenaren, strijdkrachten of Centrale Bank.
Voor de meeste Libiërs is de komst van premier Al-Serraj goed nieuws. De afgelopen twee jaar is het land zo verdeeld geraakt dat er twee regeringen en parlementen zijn ontstaan. De ene, zelfbenoemde, regering van Khalifa Ghwell bevindt zich in de hoofdstad Tripoli. De andere, internationaal erkende, regering en het Huis van Afgevaardigden zetelen in het oosten van het land, op meer dan duizend kilometer afstand.
Dialoog
Om aan die tweedeling een einde te maken begon in 2015 met hulp van de VN-missie in Libië een politieke dialoog. In het najaar leverden die gesprekken een akkoord op. Een Regeringsraad van negen personen gaat gezamenlijk een nieuwe regering van nationale eenheid leiden. Al-Serraj zou de nieuwe premier worden, en tevens voorzitter van die Raad.
Alle belangrijke landen spraken hun steun uit op een conferentie in Rome, onder leiding van de Amerikaanse minister John Kerry van Buitenlandse Zaken en zijn Italiaanse collega Paolo Gentiloni. Op 17 december werd het Libische Politieke Akkoord getekend.
Maar Al-Serraj en de zijnen konden nog niet terug naar eigen land. Volgens het Politieke Akkoord is hun regering pas wettig na goedkeuring door het Huis van Afgevaardigden in het oosten. Hoewel de overgrote meerderheid Al-Serraj steunt, is de formele
In de hoofdstad hebben gewapende groepen de rol van politie en leger overgenomen. Enkele militieleiders kondigden gewapend verzet aan als de eenheidsregering naar Tripoli zou komen. Veel milities worden aangeduid als islamistisch. Ze krijgen steun van grootmoefti Sadiq al-Ghariani, de hoogste geestelijk leider in Libië, die niet aarzelt op te roepen tot gewapende actie.
Informeel
Andere milities, vaak ook ’islamistisch’ genoemd, lijken de eenheidsregering juist te steunen. Vermoedelijk probeert de nieuwe premier via informele onderhandelingen alle milities in zijn kamp te krijgen.
Ook in het oosten van Libië is de nieuwe regering nog niet verzekerd van brede steun. Generaal Khalifa Hafter, die de regio militair domineert, biedt die alleen aan als hijzelf de nationale legerleider wordt. Maar dat stuit op veel weerstand.
De eenheidsregering speelt met de komst naar Libië hoog spel. Toch is hun actie wel te begrijpelijk. Als de situatie steeds onrijp of te onveilig wordt geacht om naar Tripoli te komen, dreigen de afspraken in het akkoord hun momentum te verliezen. Bovendien wordt hun aanwezigheid ook om andere redenen steeds urgenter. Sinds begin 2015 zijn de troepen van Islamitische Staat (IS) actief in Libië.
Bedreiging
In januari van dit jaar pleegde IS een bloedige aanslag op een opleidingscentrum voor veiligheidstroepen, en werd een grote olie-installatie in brand gestoken. Dat laatste is een regelrechte bedreiging van de economische basis van Libië. De buitenlandse gemeenschap is bereid om Libië ruimhartig militair te steunen. Maar daarvoor is de goedkeuring nodig van het wettelijk gezag, bij voorkeur van de eenheidsregering.
Libië bevrijdde zich in 2011 van het juk van Muammar Gaddafi. De dictator schafte de representatieve democratie af. Een goed functionerend overheidsapparaat kwam er nooit. Het land heeft hierdoor minder politieke en bestuurlijke ervaring opgebouwd dan andere ontwikkelingslanden. De eerste vijf jaar na de revolutie van 2011 waren moeilijk.
Een aantal politici heeft hieruit lessen getrokken, voor het Politieke Akkoord gestemd, en zich opgesteld achter de eenheidsregering. Het is te hopen dat de eenheidsregering de tegenstand kan overwinnen en dat de internationale gemeenschap hen daarbij kan blijven ondersteunen.
Jan Michiel Otto is hoogleraar recht en bestuur van ontwikkelingslanden en directeur van het Van Vollenhoven Instituut, Universiteit Leiden.