Bevriezing uitkeringen Staatsloterij ’in strijd met wet’
De voorzieningenrechter in Den Haag sluit ’allesbehalve’ uit dat de Staatsloterij kan aantonen dat de Stichting Loterijverlies onterecht kosten in rekening brengt bij de loterij. Dat blijkt uit het vonnis van de rechtbank.
De rechter wees vorige week al de vorderingen van de Stichting Loterijverlies af. Deze stichting, die opkomt voor loterijdeelnemers die tussen 2000 en 2008 zijn misleid, wilde een voorschot van tien miljoen euro voor gemaakte juridische kosten.
Volgens Loterijverlies zijn de buitengerechtelijke kosten die de Staatsloterij - als gevolg van een uitspraak van de Hoge Raad moet betalen - al opgelopen tot 19 miljoen euro en zal daar nog wel een bedrag van ongeveer 7 miljoen euro bijkomen.
Maar de Staatsloterij stelt dat het overgrote deel van de opgevoerde kosten niet kan worden aangemerkt als vermogensschade en dat de kosten die Loterijverlies zegt te hebben gemaakt nauwelijks zijn gespecificeerd of onderbouwd.
En de rechter constateert dat Loterijverlies de verschillende verweren nauwelijks heeft weerlegd.
Loterijverlies had geëist dat de Staatsloterij geen uitkeringen meer zou mogen doen aan winnaars van prijzen in de Staatsloterij, maar omdat onduidelijk is hoe hoog het bedrag is dat de Staatsloterij uiteindelijk aan Loterijverlies moet vergoeden voor juridische kosten, is deze vordering afgewezen.
Daarnaast stelt de rechter dat de Staatsloterij op grond van de Wet op de kansspelen tenminste zestig procent van de deelnemers betaalde inleg aan prijzen moet uitloven en dat de winst jaarlijks aan de Staat moet worden uitgekeerd. Als de vordering van Loterijverlies zou worden toegewezen zou de Staatsloterij worden veroordeeld om in strijd met de wet te handelen.
Het kort geding had geen betrekking op de schade die gedupeerden van de Staatsloterij hebben geleden. Deze schade bedraagt volgens Loterijverlies 340 miljoen. Hierover zal een aparte rechtzaak worden gevoerd.