Taalverloedering bestaat niet
Taalkundige Jan Stroop© Foto Ella lla Tilgenkamp Fotografie
Taalverloedering bestaat helemaal niet. Zogenoemde ’fouten’ als ’hun hebben’, ’groter als’ en ’het bedrijf die’ onthullen juist een glimp van de taal van de toekomst, meent taalkundige Jan Stroop.
De gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam geeft woensdag een lezing voor de Amsterdamse Academische Club van de UvA waarin hij uitlegt waarom hij vindt dat taalverloedering juist taalverandering inhoudt.
Een verandering waar we trouwens allemaal aan meedoen, want zelfs de taalpuristen onder ons die spontaan uitslag krijgen van een zin als hun hebben gelijk hoort hij ook echt deze nieuwe vorm gebruiken. En dat is niet erg, zo stelt hij gerust. „Moedertaalsprekers kunnen helemaal geen taalfouten maken.”
Eigenlijk begeven we ons op het terrein van Jort Kelder en diens ’Hoe heurt het eigenlijk’, maar dan op het gebied van taal. „Veel taalgebruikers zijn regelneven, fetisjisten”, merkt Stroop aan het grote aantal taalverbeteraars. „Taal is iedereen dierbaar. Het raakt je tot in je ziel, tot in je wezen.”
Niet boos
Je druk maken om de hun-zeggers ziet hij toch echt als misplaatste zorg.
„Je hoeft er niet boos om te worden. Het laat juist zien dat ons grammaticale systeem zo veel meer potentie heeft. Taalverandering is nooit iets onnatuurlijks. Hun is een functiewoord waarvan de functie kan veranderen. We kennen hun als meewerkend voorwerp in ik heb hun mijn adres gegeven maar tegenwoordig kan ’t ook onderwerp zijn: Hun gingen op hun fiets naar school. „Eerder is dat al met het woord u gebeurd”, vergelijkt Stroop. ,,Dat was eerst een bezittelijk voornaamwoord, maar heeft zich tot onderwerpsvorm ontwikkeld.”
Hij pakt er een ander, nu toch wel ’fout’ voorbeeld bij. „Morgen ik kom zal niemand zeggen. Ik heb gekocht een nieuwe auto ook niet. Dat kunnen we gewoonweg niet zeggen. Ons taalgevoel voorkomt dat we ongrammaticale zinnen maken.”
En mocht iemand denken dat een hun-zegger over minder taalgevoel zou beschikken, dan maakt Stroop daar korte metten mee: „We hebben allemaal hetzelfde taalgevoel. De taal, hoe ingewikkeld die dan ook is, hebben we als kind spelenderwijs geleerd. Het gevoel voor grammatica is vanaf die tijd bij alle moedertaalsprekers aanwezig.”
Groter als
Het natuurlijke karakter van taal is precies de reden waarom de kunstmatig opgelegde regeltjes niet blijken te werken. Stroop noemt de veel voorkomende verwarring over als en dan .
„Van oudsher waren allebei de vormen zonder onderscheid aanwezig in de taal. Zelfs in de Statenvertaling komen ze voor. Groter als is net zo grammaticaal als groter dan.” Stroop refereert aan de taalgeleerde Balthazar Huydecoper (1695-1778) die groter als afkeurde en vond dat alleen groter dan in de vergrotende trap mocht worden gebruikt. „De praktijk laat zien dat de bedachte regel niet natuurlijk aanvoelt en dus niet werkt”, concludeert Stroop.
Veroordeeld
Als hun hebben niet fout is, waarom wordt het dan toch door zo veel mensen veroordeeld? „Dat heeft een psychologische reden”, verklaart hij. „We vinden het heel fijn om mensen op fouten te betrappen.” Alsof je in je spijkerbroek naar een gala gaat. Iets doen wat niet ’heurt’. Afwijken van de etiquette.
Dan dringt de vraag zich op wie er toch wanneer begonnen is met het vervangen van zij door hun? „Dat weet geen mens. Dat is niet te achterhalen. Het feit dat het gebeurt, dat het kán, daar gaat het om! Ons grammaticale systeem heeft zoveel meer in huis. Taal is voortdurend in beweging.”
Nog een taalverandering die hij waarneemt is dat dat meer en meer door die vervangen wordt in bijvoorbeeld een zin als een bedrijf die zojuist geopend is. Stroop hoort het voortdurend om zich heen. „Het is aan de orde van de dag. Ons gevoel voor congruentie verdwijnt. Blijkbaar kunnen we alles met die af.”
Een goede taalkundige is volgens Stroop niet iemand die veroordeelt, maar iemand die taal observeert, beschrijft en verklaart. Als een taalpromotor ziet hij zichzelf niet. Hij zal niet voorop lopen met taalnoviteiten maar ’de taalverschijnselen bekijken zoals een primatoloog bekijkt hoe apen zich gedragen’.
Kan Stroop alle taalverschijnselen verklaren? „In de verste verte niet! Daarom blijft taal ook zo interessant.” Van taalkunstenaars houdt hij overigens niet. „Gebruik taal duidelijk, gebruik hem galant en gebruik hem met ritme.”
Rode pen
Wie bepaalt wanneer de juf niet meer met de rode pen door hun zijn gaat en wanneer deze krant zonder schroom de kop ’Onze Oranje-spelers, hun hebben het weer geflikt’ mag plaatsen?
„Wie is de autoriteit op het gebied van taal?”, vraagt Stroop zich af. „Die autoriteit is er niet. Die hoort er ook niet te zijn. Taal is van ons allemaal.” Het groeiende hun-gebruik is volgens hem een teken dat hun steeds meer vaste voet aan de grond krijgt. Nog pakweg twintig jaar en het is algemeen geaccepteerd, zo verwacht hij. Slecht nieuws voor de taalfetisjisten dus.
Bestaat er een kans dat het toch niet zo’n vaart zal lopen met hun hebben? „Ondenkbaar”, antwoordt Stroop resoluut. „Taalverandering kan niet teruggedraaid worden.”