Brandweerwedstrijd: Zweet liep over hele lichaam
Vallen brandweerwedstrijden onder sport? Voor Jaap van het Kaar en Siem Mol bestaat er over het antwoord geen twijfel. ,,Absoluut. Wij hebben beiden op redelijk hoog niveau gevoetbald, we verzekeren je dat een brandweerwedstrijd aanzienlijk vermoeiender is.’’
De woorden van Van het Kaar worden door Mol knikkend beantwoord. ,,Zo’n oefening duurde misschien een kwartier, maar is heel intensief. Zowel mentaal als fysiek.’’ Hij veegt over zijn voorhoofd. ,,Zeker als het warm was liep het zweet al na enkele minuten over je hele lichaam.’’
Tijdens brandweerwedstrijden wordt een brand gefingeerd. De teams worden op verschillende punten beoordeeld, waarbij een vooraf door de jury bepaald stappenplan als leidraad dient. Soms is een fout zo duidelijk dat een team meteen weet dat het kansloos is. ,,Zoals die keer dat de slang werd uitgerold over de treinrails.’’ Mol kan inmiddels lachen om de blunder. ,,Maar toen dat gebeurde niet. Daarvoor waren we te fantatiek, er zijn destijds de nodige harde woorden gevallen. Uiteraard had de slang onder de rails doorgestoken moeten worden, zodat het niet in stukken werd gereden als er een trein voorbijreed.’’
Vaker wordt het verschil tussen winst en verlies bepaald door details. Van het Kaar wijst op het resultaat van de landelijke finale van 1975 in Doorn en kijkt Mol vragend aan. ,,Was dat de keer dat we de hei niet voldoende hadden nageblust?’’ De vraag wordt knikkend beantwoord. ,,Als we op dat onderdeel beter waren beoordeeld, hadden we in dat jaar al Nederlands kampioen geworden. Nu eindigden wij als vierde. Een andere keer verloren we veel tijd toen we een slachtoffer afleverden bij de arts. De tijd liep door, omdat het slachtoffer naar een speciaal daarvoor ingericht gebouw moest worden gebracht. Dat was onze taak, niet die van de arts.’’
Ingespeeld
Tussen 1975 en 1983 plaatste het brandweerkorps van het noordelijke gedeelte van Westzaan zich vier keer voor de landelijke finale. ,,We hadden een goed op elkaar ingespeelde en redelijk jonge ploeg’’, verklaart Van het Kaar. ,,Siem en ik voetbalden op serieus niveau en Otto Hausendorfer korfbalde bij Roda. Dat was in ons voordeel. Een korps bestond in die tijd uit zo’n twaalf man. Bij ons was er een onderlinge strijd wie er in het team mocht.’’ Mol vult glimlachend aan: ,,Het was zwaar. In de voorbereiding op een wedstrijd trainden we elke avond. Meestal fysiek, soms op details. Bijvoorbeeld hoeveel treden een ladder boven het raakpunt mocht uitsteken. Dat waren zaken waar door de jury op werd gelet.’’
Om de landelijke finale te bereiken moesten ploegen twee ’voorronden’ overleven. ,,In 1979 namen in totaal 333 korpsen deel’’, lacht Van het Kaar. ,,We wonnen de strijd van de Zaanse bond en eindigden in de provinciale eindstrijd als tweede. En in de landelijke finale viel voor ons alles op zijn plek.’’
Van het Kaar bladert door het plakboek tot het scoreformulier van de betreffende eindstrijd tevoorschijn komt. Het valt onmiddellijk op dat de punten voor bevelvoerder Dick Kuijt doorslaggevend waren. Met 159 punten liet hij al zijn concurrenten ver achter zich. ,,Maar iedereen binnen de ploeg presteerde op de top van zijn kunnen, tot de pompbediener aan toe. De bevelvoerder was natuurlijk wel de centrale figuur, hij bepaalde de strategie, gaf de orders. Maar hij was voor zijn score wel afhankelijk van de andere teamleden. Zijn punten werden ook bepaald door de samenwerking binnen het team en de nauwkeurigheid en snelheid waarmee zijn opdrachten werden uitgevoerd.’’
Zo’n wedstrijddag duurde lang. ,,Aan de finale deden zestien ploegen mee, voor elk team was een half uur uitgetrokken’’, beschrijft Van het Kaar. ,,Alles bij elkaar duurde de wedstrijd dus acht uur. Als je vroeg in actie kwam moest je dus flink geduld hebben. Soms werd er wel eens geroepen: dan en dan is die ploeg aan de beurt, laten we kijken hoe zij het ervan afbrengen. Maar daar was de lol snel vanaf. Meestal gingen we lekker op een terrasje zitten.’’
,,Die wedstrijden waren een uitje. Het hele korps ging mee, net als onze vrouwen.’’ Het tweetal schiet in de lach. ,,Al gingen zij meestal meteen gezamenlijk de stad in.’’
Naarmate de prijsuitreiking dichterbij kwam, nam de spanning toe. ,,We hadden het gevoel dat we het er goed vanaf hadden gebracht’’, stelt Van het Kaar. ,,Maar het was afwachten of de jury dat ook vond. Voorafgaand aan de bekendmaking van de uitslag legde de jury uit hoe zij de bestrijding hadden bedacht. Bij elk onderdeel nam bij ons de hoop toe: zo hebben wij het uitgevoerd.’’
Aftellen
,,Daarna begon het voorlezen van de uitslag’’, vervolgt Mol. ,,Eerst van zestien naar tien en vervolgens aftellend naar vijf. Wij waren nog steeds niet genoemd. Vervolgens waren er nog maar twee over, waaronder wij. Toen duidelijk werd dat wij hadden gewonnen, was dat wel even heel duidelijk te horen aan onze tafel.’’ De Westzaners eindigden op 457 punten, tien punten meer dan de naaste concurrent. Op drie onderdelen scoorde de Zaanse groep het hoogste puntenaantal. Naast bevelvoerder Dick Kuyt werd ook het werk van ordonnans Jan Allan als best beoordeeld. Daarnaast was de redtijd (5.52 minuten), die ’de aanvalsploeg’ Evert Terweij en Van het Kaar neerzette de snelste van het veld. De hele oefening werd door de groep (die verder bestond uit Peter Lagerweij, Otto Hausendorfer, Rinus Ketting en Jan Sol) afgewerkt in veertien minuten en 52 seconden, goed voor de tweede plaats. De titel werd flink gevierd. ,,Het kampioenschap gaf ons korps status’’, benadrukt Mol. ,,Die wedstrijden waren dan misschien wel fictief, maar wel geënt op situaties die in werkelijkheid konden voorkomen. ze gaven dus wel een goed beeld over de kwaliteit van een ploeg.’’
In de pers leidde het feit dat het kampioenschap werd veroverd in ’de tweede klasse’ overigens nog tot een misverstand. Er werd gerept over promotie, tot ’ergernis’ van de kenners. ,,De klasseindeling heeft te maken met de functies die binnen een korps beschikbaar zijn’’, legt Mol uit. ,,Er waren bijvoorbeeld ook korpsen die duikers tot hun beschikking hadden. Die zullen in ’de eerste klasse’ zijn uitgekomen.’’
De ploeg eindigde in 1983 nog een keer als derde. In 2001 haalde het korps opnieuw de finale, waarin het vierde eindigde. ,,Maar toen behoorden wij niet meer tot de ploeg’’, lacht Van het Kaar, waarna zijn gedachten teruggaan naar 1979. ,,Er zijn enkele branden die ik mij tot in detail herinner, dat geldt ook voor een aantal wedstrijden. Dit kampioenschap staat in die lijst bovenaan.’’