Tussen en hoop en vrees in de bollenvelden: ’Ze vallen de streek aan, Joop, je moet iets doen. We gaan eraan!’ | Reconstructie
Bollenvelden.© Mediahuis
Al een kwart eeuw hangt de vraag als een donkere wolk boven de kleurrijke velden in de Bollenstreek: bollen of bouwen? Om de uitkomst werd én wordt gestreden. „Je kunt deze unieke streek één keer verpesten en dan krijg je het nooit meer terug.”
Het is kort na middernacht in de nazomer van 1994 als Joop Zwetsloot, directeur van bloembollenveiling Hobaho, over de Heereweg terug naar Lisse rijdt. Voor de tiende, misschien wel elfde keer inmiddels is in de raadszaal van het gemeentehuis van Voorhout onderhandeld over de toekomst van de Bollenstreek.
Van oudsher is deze Zuid-Hollandse kuststrook tussen Leiden en Haarlem dé bloembollenhoofdstad van de wereld. De kalkrijke, zandige grond bleek de ultieme voedingsbodem voor bloembollen. Maar door het gestaag teruglopen van het bollenareaal in de Bollenstreek, en de zeeën aan ruimte in polders elders in Nederland, dreigt de streek haar status te verliezen. Daarmee haar identiteit. Ruim driekwart van de Nederlandse bollenteelt vindt dan al buiten de Bollenstreek plaats.
Beleidsmakers vragen zich af of het nog wel logisch is om in de Bollenstreek dik 2,5 duizend hectare grond voor de bollenteelt gereserveerd te houden. Die ruimte kan ook benut worden voor de bouw van woonwijken, die gezien de hoge woningnood in Nederland hard nodig zijn.
Joop Zwetsloot.© Fotografie Hielco Kuipers
Zwetsloot probeert dat als vertegenwoordiger van de bollensector te voorkomen. Ook deze avond werden in de raadszaal weer grote landkaarten van de streek uitgerold. Erop punaises rondom touwtjes gespannen die gebieden afbakenen: rode touwtjes als contouren waarbinnen huizen gebouwd zouden mogen worden, groen voor natuurgebieden of gecultiveerde natuur zoals de bollenteelt. Daartussenin ligt het ruimtegebruik niet vast.
Alle aanwezigen - onder andere de gemeenten, provincie, belangengroepen en de milieubeweging - begrijpen dat er ook in de Bollenstreek gebouwd moet worden. Maar de meningen lopen uiteen over waar daarvoor ruimte gemaakt kan worden, en vooral ook: hoeveel.
Bollenstad
Op de ambtelijke tekentafels van het ministerie van VROM is de Bollenstreek dan al een ’Bollenstad’ geworden. In 1990 acht VROM grootschalige woningbouw noodzakelijk en vraagt het de provincie om daar ruimte voor te zoeken in de Bollenstreek. De streek is gunstig gelegen aan de Randstadring en het natuurgebied het Groene Hart dient te worden ontzien.
Dat doet de provincie Zuid-Holland. Honderden hectaren bollenvelden kunnen wijken voor verstedelijkingsplannen, zo laat ze berekenen. Bollen kunnen tenslotte ook elders in Nederland geteeld worden, zoals in de Haarlemmermeer. Volgens het Landbouw Economisch Instituut (LEI) is de functie van de Bollenstreek als ’primaire sector’ - bollenteelt - toch al ingeruild voor een ’bemiddelings- en handelsfunctie’ - bollenverkoop.
Bollenboeren die in de Bollenstreek hun bedrijf hebben, dat vaak al generaties lang van vader op zoon overgaat, zijn gealarmeerd. Drie jonge telers van de jongeren-Land- en Tuinbouwbond hebben VROM’s ruimtelijkeordeningsnota gelezen en luiden als eersten de noodklok. Dat doen ze aan het bureau van veilingdirecteur Zwetsloot. „Ze vallen de streek aan, Joop. Je moet iets doen, we gaan eraan!”
Zwetsloot doet in zijn auto zijn best om niet in slaap te vallen. Hij is moe van het vele lobbyen en onderhandelen, dat hij combineert met een fulltimebaan als veilingdirecteur. Wat hem overeind houdt, zijn signalen dat het goed gaat komen.
Dat hij überhaupt daar in die raadszaal aan tafel zit, als lid van een door de provincie aangestelde werkgroep die elke twee weken bijeen komt om over de toekomst van de streek na te denken, is winst. De provincie had op het punt gestaan om besluiten te nemen over ruimteverdeling in de Bollenstreek. Zwetsloot was er met een sterke lobby in geslaagd om die besluitvorming aan te laten houden.
In een inspraakronde betoogt Zwetsloot dat, ja, je ook wel elders bollen kan telen, maar niet elke soort. De hyacint, nu juist het neusje van de zalm, het bolgewas dat het meeste geld oplevert, heeft humusarme, leemarme, kalkrijke zandgrond nodig die je alleen in de Bollenstreek vindt.
Twee: de Keukenhof trekt miljoenen toeristen naar de streek, niet in de laatste plaats omdat zij buiten de hekken van het park ook de échte bollenvelden kunnen aanschouwen.
Drie: de Bollenstreek heeft een ’netwerkfunctie’. Telers, verpakkers, verkopers en exporteurs, veilingen, machinebouwers, brancheverenigingen, keuringsdiensten; het zit allemaal hier, de lijnen in de keten zijn kort. De teelt is als een draagmuur: haal je het weg, dan stort die netwerkfunctie in elkaar.
Over dat laatste denkt het LEI genuanceerder, Zwetsloots andere argumenten waren al opgenomen in de beleidsnota die de provincie had laten opstellen. Maar uit Zwetsloots mond gesproken winnen ze aan kracht en worden ze geladen met emotie.
Ham en sherry
Zwetsloot voert voorts de identiteitskwestie aan. Wat zou de Italiaanse Parma-streek zijn zonder haar ham? Andalusië zonder sherry? De Bollenstreek zonder bollen? En wat te denken van het unieke landschap, de cultuurhistorie? Als strik om zijn betoog laat hij de door hem opgetrommelde telers bij elke provinciebestuurder op het bureau een bos lelies leggen.
In de avonden met de werkgroep houdt hij soortgelijke, gloedvolle betogen. Zwetsloot krijgt zelfs de milieubeweging aan zijn kant — wie had dát gedacht? De gezamenlijke vijand die woningbouw heet, bracht milieubeweging en bollensector nader tot elkaar. Op de landkaarten verschuiven de rode touwtjes, de woningbouwcontouren. Liepen ze eerst nog dwars door sommige van de streek haar beste hyacintengronden, nu lopen ze er langs.
In de zomer van 1996 ligt er een pact op tafel. De belangrijkste afspraak: op de lange termijn behoudt de streek tenminste 2625 hectare eersteklas bollengrond. In het streekplan formaliseert de provincie de in het pact gemaakte afspraken.
Om te voorkomen dat het rijk straks zijn bevoegdheid gebruikt om over de hoofden van regionale bestuurders heen bouwlocaties in de Bollenstreek aan te wijzen, trekt Zwetsloot ook nog naar de Tweede Kamer. Andermaal met bossen bloemen in de hand en een pitch in zijn hoofd die hij op één roltrap omhoog kan overbrengen — de maximale tijd en toegang die hij van Kamerleden krijgt.
„Netwerkfunctie.”
„Economisch belang.”
„Cultuurhistorie!”
Dat laatste kan beter overgebracht worden als je het ziet, dus worden diezelfde Kamerleden ook nog door Zwetsloot in bussen rondgeleid door de streek. Begeleid met mooie woorden laat hij ze zien welk uniek landschap er verloren gaat als je woonwijken aanlegt: de duinen, de strandvlakten, de hooggelegen wegen daartussenin, de oude zandsloten, het grasland en natuurlijk de bollenvelden. Hij wijst zijn passagiers op de lange zichtlijnen, op de bollenschuren met hun karakteristieke architectuur; op alles dat samen de cultuurhistorie van het gebied vormt.
In lijn met de provincie gaat het rijk anders naar de streek kijken. In een nieuwe ruimtelijkeordeningsnota in 2004 komt de voor de bollensector verlossende boodschap. Om de vooraanstaande positie van Nederland in een aantal agrarische niches van de wereldmarkt te versterken, wijst VROM vijf ’greenports’ aan: gebieden met een agrarische functie die ‘van internationaal belang’ is. Een daarvan is de Bollenstreek. In greenports moet regionaal bestuur in ruimtelijkeordeningsplannen prioriteit geven aan de agrarische functie. Grootschalige verstedelijking wordt praktisch onmogelijk gemaakt. Het gevaar van een Bollenstad is uit de lucht. Voor nu.
„Wonderbaarlijk,” vindt Martijn Duineveld van Wageningen University & Research. „Wie heeft kunnen vermoeden dat bloemen meer macht zouden hebben dan de zeer grote vraag naar betaalbare woningen in de Randstad?”
In Bedankt voor de bloemen analyseert Duineveld in 2004 hoe de bouw van een Bollenstad werd voorkomen, ondanks een dozijn stevige argumenten vóór. Kort gezegd: door sterke formele en informele netwerken (respectievelijk: brancheverenigingen en het rijke netwerk van Zwetsloot), een gezamenlijke vijand die onwaarschijnlijke coalities smeed en een stevige lobby die in dat bondgenootschap werd gevoerd. Het levendige beeld dat werd opgeroepen (wie houdt er nu niet van bloemen, van cultuurhistorie?) hielp ook. Dat wint het in debatten vaak van een complex en genuanceerd probleem. En niet te vergeten: de ’mythische kwaliteiten’ van bloemen. „Als men in de Bollenstreek hoofdzakelijk uien had geteeld, dan was de Bollenstad er allang geweest.”
’Gelijk weer gezeik’
Nazomer 2022, een kwart eeuw later. Het bloeiseizoen is over. De bollen zijn gerooid, daarvóór zijn al de bloemkoppen afgesneden. De bollenvelden die de streek ieder voorjaar kleur geven, samen een Mondriaanachtig landschap schilderen, zijn nu kaal en bruin-grijs.
„Nu is de streek op haar zwakst,” weet Simon Pennings.
Pennings is de tweede generatie bollenteler, verder terug in de stamboom vinden we veeboeren. Met zijn bedrijf WAM Pennings beteelt hij tweehonderd hectare grond. Honderdveertig in de Bollenstreek, de rest in de Flevopolder, Noordoostpolder, Limburg en de Kop van Noord-Holland. Pennings (60) stapte in 1979 in het bedrijf van zijn vader en werkt dus al 43 jaar in de streek. Hij kan de golven waarop de publieke opinie over de Bollenstreek zich beweegt, lezen als een surfer. In het najaar winnen gedachten over radicaal ander ruimtegebruik in de Bollenstreek weer aan kracht. In Pennings’ woorden: „In bloeitijd is het allemaal hartstikke leuk, zodra de bloemen eraf gaan, is het gelijk weer gezeik.”
Pennings merkt het aan de krantenberichten, waarin zo nu en dan een raadslid van een Bollenstreekgemeente geciteerd wordt van wie die 2625 hectare bollengrond wel wat minder mag. Hij merkt het aan commissaris van de Koning Jaap Smit die onlangs op werkbezoek was. Smit vertelde Pennings dat zijn collega’s uit het provinciaal bestuur de vraag op tafel hadden gelegd: „Wat zullen we met de Bollenstreek doen?”
„Wat zullen we met de Bollenstreek doen?!”, herhaalt Pennings nu verontwaardigd die vraag. „Wat dacht je van: niets! De bollenbedrijven die we hier hebben verdienen een prima boterham. Hyacinten groeien nergens zo goed als hier, veel bollen worden hier nog verwerkt. Miljoenen toeristen, die wij als bollensector mede aantrekken, leveren ieder jaar veel geld op.” Allemaal waar. Maar net zoals begin jaren negentig, is er in 2022 grote woningnood in Nederland en moet er ruimte voor nieuwbouw gevonden worden. Het rijk wil een klein miljoen nieuwe woningen in de komende acht jaar. De provincie Zuid-Holland zegt er 235,5 duizend voor haar rekening te willen nemen. Hoeveel daarvan in de Bollenstreek moeten komen, wordt nader bepaald. Eerder was het plan om daar in dat tijdsbestek 4.600 nieuwe woningen te bouwen, maar volgens een woordvoerder zijn „dit soort aantallen altijd in beweging”.
Ongetwijfeld kijken ambtenaren en projectontwikkelaars weer begerig naar de streek die het grootste deel van haar land heeft bestemd voor de bollenteelt. Twee eigenschappen van de Bollenstreek maken dat het ruimtegebruik van de bollensector hier telkens weer tegen het licht wordt gehouden. Een: het aandeel van de Bollenstreek in de Nederlandse bollenproductie (zo’n 8,5%) is nog kleiner dan het in de jaren negentig al was. Twee: het is hier prachtig wonen.
„Je woont dichtbij de stad maar toch buiten”. Als gebiedsontwikkelaar bij BPD (voorheen Bouwfonds) weet Theo van der Plas waar en waarom mensen in de Bollenstreek willen wonen. „Werk, recreatie en voorzieningen zijn dichtbij: in pakweg twintig minuten ben je in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam of Leiden. In het Groene Hart kun je een mooi stuk wielrennen of hardlopen. Als je een bootje hebt, vaar je zo naar de Kagerplassen. Het strand en de duinen zijn dichtbij. Of blijf thuis en ervaar hoe prachtig de Bollenstreek zelf is.”
„Na een dag werken in de drukke stad ervaar je hier een gevoel van thuiskomen”, vervolgt Van der Plas. Er bestaat volgens hem „geen twijfel” over dat het open landschap een heel belangrijk pluspunt voor bewoners is. Hij begrijpt goed dat het Pact van Teylingen er kwam om precies dat te beschermen. Tegelijkertijd: „Iedereen snapt dat er meer huizen gebouwd moeten worden, maar liever niet in de eigen achtertuin.”
Bollenstrekers waarschuwen: bouw je het hier vol, dan verliest de streek dat mooie open landschap en daar zijn zowel de oude, als nieuwe bewoners niet mee geholpen. Het is inderdaad „een zoektocht naar de balans”, erkent Van der Plas. Maar de vraag vanuit de markt is er, dus willen projectontwikkelaars in principe graag bouwen in de Bollenstreek. Op een verlaten militair vliegveld in Katwijk na, is daar echter in de huidige bestemmingsplannen weinig ruimte voor. De streek zit ingeklemd tussen het Groene Hart (oost) en de zee (west) en houdt voorlopig nog vast aan het bollenareaal. Daarom proberen projectontwikkelaars beleidsmakers ‘te inspireren’ op welke lap grond, dat nu misschien nog een agrarische bestemming heeft, je eigenlijk heel goed huizen zou kunnen bouwen.
„We maken initiatiefplannen,” zegt Van der Plas. „Soms op eigen initiatief, soms op verzoek van lokale overheden. Zo’n plan bieden we vervolgens aan gemeenteraadsleden aan, wethouders ruimtelijke ontwikkeling, Hugo de Jonge wil zich er ook nog weleens in verdiepen…”
Warme grond
Vooruitlopend op een eventuele herbestemming van grond in de toekomst, kopen sommige projectontwikkelaars alvast grond op plekken waarvan zij denken dat „het” straks gebeuren gaat. „Warme grond”, in vaktermen. Als een bollenboer daar eigenaar van was, heeft die zich met de verkoop verzekerd van een goede oudedagvoorziening.
Waar de projectontwikkelaar zoekt naar plekken om te bouwen en de beleidsmaker verschillende ruimteclaims moet afwegen, heeft de bollenteler zich ondertussen het gepuzzel met de ruimte eigen gemaakt. Anders dan in de Kop van Noord-Holland of de Flevopolder, die als nieuwe tuin- en akkerbouwgebieden zijn ingericht en waar telers met gemak lappen van vijfentwintig hectare grond konden verwerven, is de Bollenstreek gevormd door haar geschiedenis, toen honderden bollenbedrijven het nog met ieder een à twee hectare grond deden. Hectare voor hectare breiden bedrijven hun areaal uit, dat nu versnipperd door de streek ligt.
In de decennia na het Pact is die 2625 hectare eersteklas bollengrond in de Bollenstreek conform de afspraken ongeveer gelijk gebleven. Het zal ook niet snel veel meer worden. Net zoals Pennings dat heeft, hebben bollenbedrijven daarom ook veel land elders in Nederland en zelfs daarbuiten in gebruik. Onderling ruilen boeren hun grond uit aan elkaar, waarmee ze van de nood tot wisselteelt (om de grond niet uit te putten) een deugd maken.
Op deze manier kan het uit. Maar om de bollenteelteconomie hier vitaal te houden, en daarmee, zou je kunnen zeggen, de Bollenstreek een echte bollenstreek te laten blijven, mag dat areaal niet kleiner worden, vindt de sector. En daar is men nog altijd niet gerust op.
Gemeenten herijken momenteel het ruimtelijke beleid, maar het Pact heeft al vijfentwintig jaar elke herijking overleefd. Niets in de provinciale of gemeentelijke woningbouwplannen wijst op dit moment op grootschalige verstedelijking in de Bollenstreek. De Bollenstreek is nog altijd een ’greenport’. Toch zijn er zorgen.
,,De overheid is niet altijd een betrouwbare partner gebleken’’, verwoordt Leo van Steijn zijn grootste zorg. Hij zit de werkgroep Ruimtelijke Ordening voor van het Cultuurhistorisch Genootschap Duin- en Bollenstreek, een stichting die zich inzet voor het behoud van de „cultuurhistorische waarden en het unieke karakter van de Bollenstreek”. Pennings is dezelfde mening toegedaan. Ter illustratie voeren de twee aan dat er bouwplannen zijn in Bronsgeest, een gebied aan de oostkant van Noordwijk waar de lokale politiek had beloofd nooit te zullen bouwen omdat het zulke goede bollengrond heeft. En dat er hier en daar villa’s worden gebouwd die je het uitzicht ontnemen, op plekken waar een in onbruik geraakte kas of schuur juist gesloopt was om het landschap op te knappen.
Van Steijn en Pennings zien meer bedreigingen. Het is niet alleen woningbouw en landbouw dat duelleert om de ruimte. Een betere infrastructuur aanleggen (de Bollenstreek heeft nog altijd geen goede oost-west-verbinding) vraagt ook om ruimte, evenals de wind- en zonneparken die nodig zijn om de duurzaamheidsambities te halen. Van Steijn: „Er liggen misschien wel meer ruimteclaims op de Bollenstreek dan ooit.”
Dat concluderen de Bollenstreekgemeenten (Lisse, Hillegom, Noordwijk, Katwijk en Teylingen) ook in hun ’gezamenlijke uitvoeringsagenda’. Daarom gaan ze de Intergemeentelijke Structuurvisie (ISG) ’actualiseren’, een beleidsstuk waarin onder meer het bollenareaal voor de lange termijn stond vastgelegd. Dat laat duidelijk ruimte voor het verkleinen van het areaal.
Alert
Daarom blijft Van Steijn ’alert’. „Dit is een unieke streek, die je één keer kunt verpesten en dan krijg je het nooit meer terug.”
Pennings is naast zijn gewone baan ook kringvoorzitter bij branchevereniging KAVB. Een jaar geleden belde hij Zwetsloot op. Hoe heeft hij zijn lobby destijds aangepakt? Pennings broedt op ‘een nieuw masterplan’ om de streek een Bollenstreek te laten blijven, hij kan misschien wel wat pagina’s uit Zwetsloots draaiboek lenen.
In augustus zien we daar een eerste aanzet toe, als gedeputeerde Meindert Stolk van de provincie Zuid-Holland op werkbezoek is in de Bollenstreek. Eerste halte: WAM Pennings. De damp komt nog van de koffie als Pennings vlammend uit de startblokken schiet: „Wij bollentelers nemen ruimte in, ja. En men wil woningbouw. Ik weet het. Maar wij ondernemen hier al anderhalve eeuw, wij hebben ook recht op onze plek. Ga toch eens achter ons staan. Jullie pompen miljoenen en miljoenen in de toeristische sector, en jullie hébben hier al iets prachtigs waarvoor die toeristen komen, dat verloren dreigt te gaan als er weer verstedelijkingsplannen komen.”
Daarbij: „De nieuwe generatie moet toch een beetje vertrouwen kunnen hebben dat ze hier over dertig jaar nog kunnen telen? Anders is het einde verhaal voor de bollenteelt hier. Heb toch eens respect voor ons! Ik zie dat de provincie met campagnes deze streek probeert neer te zetten als een spacecentrum, als een kuuroord… We zijn gewoon de Bollenstreek!”
Een maand later. Pennings, die destijds als passagier meereed met Zwetsloots Kamerledenbustour, stapt andermaal een bus in. Dit keer is hij degene met de microfoon, en zitten er in zijn bus zestig raadsleden van Bollenstreekgemeenten. Nu is het Pennings die de schoonheid van de streek toont, zijn zorgen uit, en ook de mogelijkheden aanwijst: er hoeft geen stolp om de streek, er mag gerust gebouwd worden, maar het liefst op grond die bijster geschikt is voor bollenteelt.
Pennings voelt het zich aan de streek verschuldigd om ervoor in de bres te springen. „Ik heb hier mijn geld verdiend, een mooi bedrijf op kunnen bouwen. Ik ben trots op deze streek. Ik laat haar niet afbreken door mensen die er niets mee op hebben.”
Lees ook: De bollenhoofdstad van de wereld kan niet op haar lauweren rusten: ’Hier ligt mijn hart’
Dit verhaal kwam tot stand met steun van het Mediafonds van de provincie Zuid-Holland en met medewerking van collega Sjaak Smakman die als verslaggever jarenlang actief was in De Bollenstreek.