Drugssmokkelaars en vissers hebben vrij spel op zee. Marechaussee bewaakt de kust alleen van 9 tot 17, als het niet regent | Longread

Michel Maas

Je ziet het niet, je hoort er weinig over, maar het is er zeker, zeggen ingewijden: drugssmokkel door vissers in de Nederlandse wateren. Het moet er zijn, want de visserij is een interessante sector voor criminelen.

Aan de kade staat een auto van de douane. De twee mannen die bij de auto horen, leunen tegen de motorkap. Ze praten met de bemanning van een rubberboot die aan de kademuur ligt afgemeerd. De wind blaast schuimkopjes op de Waddenzee maar de zon geeft wat warmte; achter het glas van het terras van restaurant Jonas, een eindje verderop, zitten nog steeds mensen.

De drie mannen op de rubberboot hebben pauze, maar hun gele waterpakken – die ze nodig hebben als ze over stuivende golven van de Waddenzee ketsen – houden ze aan. Ondanks die pakken worden ze toch altijd doornat, zeggen ze, en de pauze is te kort om op te drogen.

De rubberboot is een stoere ’rhib’, met een harde polyester onderkant, een zware, snelle motor, in grote letters MARECHAUSSEE op de zijkant, en drie stevige stoelen met buizen om je aan vast te houden als het hard gaat.

Een boot, een auto en vijf mannen: deze vrijdag is de voltallige kustbewaking van de Waddenzee, Groningen en Friesland hier in Harlingen verzameld. Ze waken, maar uitsluitend van negen tot vijf, zeggen ze, en alleen als het niet te hard waait of regent. En als er iemand hier cynisch over is, zijn het de mannen zelf wel.

Een beetje crimineel hoeft alleen dit vijftal en het weer maar in de gaten te houden om te weten waar en wanneer hij zijn tassen met cocaïne ongezien aan de wal kan brengen, erkennen ze. ’Dit is het lek van Schengen’, zegt een van de marechaussees op een gegeven moment openhartig.

(Tekst gaat door onder de kaart. Zie je de kaart niet? Klik dan hier)

Het rubberbootje is wat er over is sinds het grote patrouilleschip RV-180 Glinder in 2016 door Den Haag werd wegbezuinigd. Acht jaar lang had dat schip permanent, 24 uur per dag, zeven dagen per week door het gebied gevaren, in ploegendienst bemand door negen koppen (douane, marechaussee en politie).

De regering besloot haar geld anders te besteden: ze verkocht de RV180 die de offshore in ging als de Furore-G. ,,Onze laatste vangst was in 2014’’, zegt de man in geel, ,,en dat is een cirkel: we vangen niets dus is er niets.’’ En als er niets is, hoeft er dus ook geen permanent bemande patrouilleboot te varen, bedoelt hij maar.

Maar er is wel wat. ,,Er móét wat zijn.’’ Daarvan is iedereen overtuigd. In de haven van Harlingen zeggen ze het, in IJmuiden, Wieringen, Den Helder, Volendam en Urk. Op de uitkijkpost Brandaris zeggen ze het, en bij justitie. Zelfs in de regering, dezelfde regering die de kustbewaking heeft wegbezuinigd, zeggen ze het.

We zien het niet, we pakken bijna niemand, maar als je logisch nadenkt moet het er zijn: drugssmokkel op zee, door en met vissers. De visserijsector is interessant voor criminelen, want het is een kwetsbare sector.

Moeilijk

Vissers hebben het nog nooit zo moeilijk gehad als nu, door milieu-eisen, de Brexit, brandstofprijzen en de oprukkende windmolen- en natuurparken op zee. Dat alleen al moet ze in de armen van criminelen drijven.

’De zorg dat vissers die in financiële problemen raken in toenemende mate vatbaar worden voor criminele aanbiedingen lijkt daarom terecht’, schrijven de ministers Grapperhaus (Veiligheid) en Schouten (Visserij) in 2020 in antwoord op Kamervragen. Alles wijst erop dat de smokkel er is, er moet zijn, of zou moeten zijn. De vraag is alleen: hoeveel?

(Tekst gaat door onder de foto)

© Eric Coolen

Hoeveel er precies omgaat weet niemand. ’Cijfers geven geen beeld van de omvang’, schrijft Rosanne Schellekens in een e-mail. Schellekens coördineert ’Team Volans’, een overheidsproject waarin allerlei betrokken diensten – waaronder politie, douane, marechaussee, justitie en gemeenten – samenwerken om de smokkel via de zee in kaart te brengen, te ontmoedigen en te bestrijden.

Bij Volans wordt de laatste hand gelegd aan een onderzoek dat een beetje meer inzicht moet geven in de smokkel met vissersschepen en plezierjachten via kleine havens als IJmuiden, Wieringen, Den Oever of Harlingen. Dat onderzoek is hard nodig, want inderdaad: er is nog altijd bitter weinig bekend.

Lees ook: 88 jaar is de visser en nog wil hij niet ophouden met drugssmokkel: ’Was het de moeite waard? Welnee, het was allemaal niks’

,,Het dark number is erg groot’’, zegt Shanna Mehlbaum die bij het Volans-onderzoek is betrokken. In de haven van Rotterdam is in 2020 alleen al veertigduizend kilo coke onderschept – meestal grote ladingen, verstopt in containers. Daar is een wedstrijd gaande tussen criminelen en politie die allebei steeds handiger worden.

Maar hier gaat het over de kleinere smokkel, vaak met waterdichte tassen die in zee worden gegooid, opgevist door kotters en aan land gebracht in kleine (vissers)havens. Daar zijn de politievangsten veel kleiner, om niet te zeggen: uiterst zeldzaam.

,,Drie strafzaken, waaronder die van de kotter Z181 die in Harlingen werd gepakt: het is echt heel weinig wat we weten’’, zegt Mehlbaum. ,,Bij de Z181 gaat het om 261 kilo coke, dat is bijna niks vergeleken met de tienduizenden kilo’s die in Rotterdam in beslag genomen worden.’’

Z181: vooral deze kotter keert voortdurend terug bij de vraag hoe groot de smokkel met kotters eigenlijk is. De zaak rond de Z181 uit 2017 is de cause célèbre waar alle sterke verhalen en speculaties beginnen en eindigen. Omdat de zaak is uitgeplozen, de betrokkenen zijn veroordeeld en verbanden blootgelegd.

De zaak heeft alle ingrediënten die media zouden verleiden tot reconstructies, achtergrondverhalen en podcasts: een Nederlandse viskotter, een Zuid-Amerikaans containerschip (ms Krystal), onderschepte PGP-berichten, de joego- én de mocromafia, en Urk.

Opgevallen

De Z181 ’Dubbele Senior’ kwam op 10 juni 2017 aan in de haven van Harlingen met aan boord 261 kilo cocaïne. De coke was op de Noordzee overboord gegooid vanaf het containerschip Krystal, opgevist door de kotter en meegenomen naar Harlingen, waar de politie de kotter al opwachtte.

Volgens een versie van het verhaal zou de kotter op de radar van de maritieme verkeersleiding in Den Helder zijn opgevallen omdat hij (te) lang in de buurt van de Krystal had rondgedobberd. Een andere versie wijst naar PGP-berichten die de politie op het spoor zouden hebben gezet.

(Tekst gaat door onder de foto)

© Eric Coolen

In 2016 heeft de politie een server van het bedrijf Ennetcom in Canada in handen gekregen, waarop zich 3,6 miljoen PGP (pretty good privacy) berichten bevonden: versleutelde berichten van vooral criminelen die dachten veilig te kunnen communiceren. De onthullende berichten duiken sindsdien op in tal van rechtszaken waarin cokehandel en -smokkel een rol speelt.

De PGP-berichten hadden in dit geval de aandacht gevestigd op de Muhammad S., Naoufal F., en de Nederlanders Marlon de J. en Ferry B. Via die mannen leidde het spoor niet alleen naar Ridouan Taghi (die wegens een reeks liquidaties terechtstaat in het Marengo-proces), maar ook naar de kotter van Johan N. uit Urk. Hij moest wel meewerken, zei N. tegen de rechter, want hij was zwaar onder druk gezet, geïntimideerd en gedwongen. Waarop officier van justitie Koos Plooij zich liet ontvallen: ’Urk… heeft een probleem’.

Sindsdien hangt er rond Urk, en de hele visserij, een geur van drugssmokkel, en is het alleen nog maar wachten op een nieuwe zaak, en op het resultaat van het onderzoek van Volans.

Dat drugssmokkel bestaat is tot dusver het enige wat zeker is. Tussen 2015 en 2017 werden op de Middellandse Zee zeventien schepen met drugs onderschept waarbij Nederlanders waren betrokken. De politie analyseerde de gegevens en ontdekte dat tweederde van die Nederlanders uit Noord-Holland kwam, en berekende dat er in totaal honderd mensen in Noord-Holland bij de ’maritieme smokkel’ betrokken moesten zijn. Die analyse stond aan de wieg van het Volans-project, dat in 2019 van start ging.

Bezoekje

Urk stond in die politieanalyse niet bovenaan. ,,Alles wat uit Urk komt, komt in de media’’, zegt Shanna Mehlbaum. ,,Urk is leuk, maar ik zou ook eens in andere plaatsen gaan kijken.’’ IJmuiden, Den Oever, Volendam, Harlingen en Wieringen – allemaal zijn ze een bezoekje waard.

Haar onderzoekers zijn alle vissersplaatsen afgegaan met vragen als: ’Zie je wel eens drugs drijven?’, ’Ben je wel eens benaderd door criminelen?’, ’Hoe groot is het probleem?’, ’Hoe gaat het in zijn werk?’. Ook jongeren zijn gepolst. Als ze niet smokkelen zijn ze gebruikers. Ze betalen van geld dat ze in de visserij verdienen; soms niet veel, soms goed geld.

,,Die jongens varen onder maatschap en krijgen een deel van de winst’’, zegt Arjen Mintjes, directeur van de maritieme akademie in Harlingen. ,,Soms zijn dat een paar duizend euro’s.’’ Geld dat moet rollen.

(Tekst gaat door onder de foto)

© Eric Coolen

Jongeren worden soms ook ingezet als koeriers: die racen met hun brommertje naar de haven (waar je zonder controle de kade op kunt rijden), halen de coke van de kotter en brengen die weg voor duizend euro de man.

Voor het onderzoek kreeg Volans er via een jongerenwerker uit Volendam twee te spreken, maar verder wilde die niet gaan: ,,Ze nemen me in vertrouwen, en ik wil niet de jongerenwerker worden die ze vervolgens doorgeeft aan journalisten.’’

Zwijgzaamheid

Ook de onderzoekers stuiten meer dan eens op het standaardprobleem in de visserijwereld: de zwijgzaamheid. Bijna niemand doet zijn mond open, en spijtoptanten of smokkelaars die hun verhaal willen vertellen zijn er nauwelijks. Ook al omdat er bijna nooit iemand tegen de lamp loopt, zegt Mehlbaum. Dat deze verslaggever er desondanks in slaagt een smokkelaar bereid te vinden te praten, is net zozeer een gevolg van hardnekkig speurwerk als van toeval en geluk.

Behalve de Z181 is er nog de HD22 uit Den Helder. Die bracht op 21 januari 2015 ongeveer zevenhonderd kilo cocaïne aan land in Den Helder. Het was een woensdag, niet een dag waarop vissers doorgaans binnenvaren, en de zevenhonderd kilo was zoveel dat het busje waarin het was overgeladen ’abnormaal rijgedrag’ vertoonde en werd aangehouden. Door dat soort toevalligheden liepen deze smokkelaars tegen de lamp.

Schipper Peter B. (niet uit Urk, maar Den Helder) en twee bemanningsleden werden aangehouden, en veroordeeld. Uit de haven van Den Helder werd een sporttas opgevist met nog eens twintig kilo cocaïne. Peter B. zou die in paniek overboord hebben gegooid toen de politie arriveerde.

Criminelen zetten de broer van Peter B. nog onder druk om in plaats van Peter voor ze te gaan varen – op een nacht was zelfs diens auto in brand gestoken en had ook bijna zijn huis vlamgevat. Waar zijn kinderen sliepen, nota bene. Hij was anders dan zijn broer, en zwichtte niet.

(Tekst gaat door onder de foto)

© Eric Coolen

Dit soort gevallen van geweld en intimidatie zijn al net zo zeldzaam als opgespoorde gevallen van smokkel. Soms vliegen er wel degelijk kogels. Op 14 juni 2015 zit Marlon de J. in Hippolytushoef in zijn luie stoel in de woonkamer als zijn huis beschoten wordt. De kogels missen hem, met opzet zal blijken uit de PGP-berichten die de politie een jaar later in handen krijgt.

De aanslag is volgens justitie een waarschuwing om De J. in het gareel te houden, en die lijkt te hebben gewerkt. De J. doet geen aangifte, hij meldt het voorval pas bij de politie nadat de schade is weggewerkt. De schietpartij in Hippolytushoef wordt door justitie in de schoenen geschoven van Ferry B., die opdracht zou hebben gekregen van de notoire Ridouan Taghi. Ook dat zou later blijken uit onderschepte PGP-berichten.

Eigenaar

Tegenwoordig lijken B. en De J. bijna the usual suspects die altijd weer opduiken als er drugssmokkel in het spel is. Beiden zouden betrokken zijn geweest bij de Z181. De J. zou bovendien eigenaar zijn geweest van schepen die bij andere smokkelacties waren gebruikt (de ’Andrea’ en de ’Wieringen 32’), en een BMW waarin een pistool en cocaïne werden gevonden stond op zijn naam. Ferry B. (’geen visserman’ maar een kok) duikt voortdurend op als tussenpersoon en opdrachtgever namens maffiabaas Ridouan Taghi.

De J. en Ferry B. ’kennen elkaar’ is het enige wat De J. toegeeft, ’zoals je mensen kent’. Op 18 mei 2021 verschijnen ze allebei weer eens voor de rechter. Ditmaal voor het gerechtshof in Amsterdam. Rechtszaken tegen de twee worden door justitie tot het uiterste uitgemolken: ze staan in Amsterdam niet terecht voor de (medeplichtigheid aan) smokkel maar voor financiële zaken, zoals opbrengsten uit de verkoop van drugs en sigaretten en het witwassen van geld.

Het Openbaar Ministerie is erop uit ze kaal te plukken, ook van geld dat ze zouden hebben verdiend aan drugs die nooit zijn opgespoord, maar die blijkens PGP-berichten wel moeten hebben bestaan.

Beiden ontkennen ze zo’n beetje alles. De J. is naar eigen zeggen een arme visser die ’altijd op zee’ is en in een maand tijd soms niet meer dan 1.500 euro binnenhaalt, en B. verdient als gedetineerde (hij zit gevangen in Leeuwarden en wordt met een gewapend transport naar Amsterdam gebracht) negentig cent per uur.

De beroepsrechter veroordeelt De J. tot betaling van 31.200 euro voor de smokkel van sigaretten, en 774.000 euro voor ’witwassen’ en medeplichtigheid aan de smokkel van drugs die nooit zijn gevonden. B. moet 779.841,73 euro betalen: de door justitie berekende winst uit smokkel, en de opbrengst van een kelder waarin wiet werd gekweekt – wiet die ook nooit is gevonden. De bedragen lijken geen indruk op ze te maken.

Ontmoedigen

De enorme boetes zijn een van de manieren waarop justitie probeert de smokkel te ontmoedigen, zegt Sylvia Kubicz, als officier van justitie verbonden aan het Volans-project. ,,De straffen moeten een afschrikkende werking hebben’’, zegt zij. Tot nu toe hadden ze dat niet.

Kubicz: ,,In de zaak van de Z181 mogen de daders na hun straf van twee, drie jaar te hebben uitgezeten gewoon weer de zee op, om gewoon weer te vissen.’’ Volans wil veel verder gaan. ,,Zodra iemand is veroordeeld moet ook hun visvergunning worden afgenomen’’, zegt Kubicz. ,,Misschien schrikt het ze af als hun bestaan op het spel staat.’’

De wet Bibob (’bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur’) geeft de overheid het recht om vergunningen te weigeren of zelfs in te trekken. In de transportwereld wordt die wet al toegepast, maar Bibob geldt (nog) niet voor de visserij. Dat blijkt ingewikkeld. Ministers Grapperhaus en Schouten wijzen erop dat het uitgeven van visvergunningen tot ’de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie behoort’, en dat die dus niet zomaar ingetrokken kunnen worden.

Schouten wijst er bovendien in een Kamerbrief van 28 juni op, dat er wel al veel andere dingen gebeuren om illegaal gedrag op vooral de Noordzee te beteugelen: kotters zijn al via gps-apps te volgen, daar komt binnenkort cameratoezicht bij (camera’s op elke kotter), en er wordt gesproken over het installeren van een blackbox op de kotters, zoals vliegtuigen die hebben. Ook het aantal inspectievluchten om (vissers)schepen in de gaten te houden zal worden opgevoerd, zegt Schouten.

Vissers monkelen echter dat ’straks elke visser een enkelbandje moet dragen’. Ze voelen zich behandeld als verdachten, en de verdenking wordt niet weggenomen door Schouten, ook al schrijft ze in haar brief wel dat niet élke visser een potentiële crimineel is: de beroepsvisserij, schrijft zij, bestaat ’overigens vooral uit hardwerkende vissers, die een eerlijke, toekomstbestendige sector nastreven’.

Ook blijft zij uiterst vaag over de omvang van de smokkel, Schouten gaat niet verder dan ’dat er signalen zijn dat een klein deel van de beroepsvisserij vatbaar is voor de invloed van criminelen die zich bezighouden met smokkel van verdovende middelen.’ Signalen dat een klein deel vatbaar is voor de invloed, het is iedere keer weer een nieuwe variant op het oude adagium: we weten het niet, maar het moet er zijn.

Vuurtoren

De Waddenzee blijft het domein van de rubberboot met de drie gele mannen, en van de 56 meter hoge Brandaris op Terschelling: bij helder weer kun je vanaf die toren met een fikse verrekijker een paar Waddeneilanden ver kijken en soms zelfs Eemshaven zien.

De vuurtoren is de nautische variant van de verkeerstoren van Schiphol: de ’nautische verkeersleiding’ zit er 24 uur per dag te kijken naar beeldschermen waarop alle scheepsbewegingen op de Waddenzee te zien zijn. Ze zitten er in de eerste plaats als verkeersleiders, en niet voor de opsporing, beklemtonen ze, en het is alweer tien jaar geleden dat ze hier een schip betrapten: een zeilschip vol coke, dat opviel omdat het zo diep in het water lag.

(Tekst gaat door onder de foto)

Gezicht op de Waddenzee vanaf de Bandaris.

,,We zien alles’’, zegt verkeersleider Jan van Rees. ,,Op een nacht zagen we een heel snelle rubberboot uit Harlingen vertrekken. Die stoof de Noordzee op en kwam een paar uur later weer terug. Wat moest die daar, midden in de nacht op de Noordzee? We melden dat dan naar Den Helder, midden in de nacht. Dat gaat via de kustwacht. Die moeten dan een schip mobiliseren dat vanuit Den Helder moet uitvaren. En dan ben je bijna altijd te laat.’’

Toen de RV180 in 2008 in de vaart werd genomen voer het Reformatorisch Dagblad een dagje mee. De krant noemde het schip Nederlands ’slagboom op de Waddenzee’, onze varende grens. Op het achterdek van de RV180 lag een rubberboot, net zo een als het marechausseebootje dat in Harlingen aan de kade ligt. Dat bootje werd van het grote schip gelanceerd om razendsnel kleine scheepjes te enteren.

Zonder zo’n grote draagboot is de kleine rubberboot een heel stuk minder stoer, een babykangoeroe zonder zijn moeder. Als de vrijdagmiddagpauze voorbij is wordt hij niet gelanceerd, maar vaart rustigjes weg. ’Nog een rondje en het zit er weer op voor vandaag’, zegt de marechaussee in geel.

Verantwoording

Voor deze serie zijn vele bezoeken gebracht aan de vissershavens van IJmuiden, Den Helder, Den Oever, Harlingen en Urk. De verslaggever heeft daar gesprekken gevoerd met tal van mensen, variërend van voorbijgangers tot betrokkenen. Van iedereen die wordt geciteerd zijn naam en toenaam bekend, maar niet iedereen wilde herkenbaar in de krant. Uiteraard geldt de anonimiteit ook voor de smokkelaar die is geïnterviewd.

De verslaggever heeft geprobeerd een zo breed mogelijk beeld van de visserij te krijgen, en van de drugssmokkel waarmee ze in verband wordt gebracht. Dat leidde tot bijwonen van rechtszaken, gesprekken met het team van justitieproject Volans en een bezoek aan de Brandaris op Terschelling.

Geraadpleegde stukken variëren van rechtbankverslagen tot Kamervragen, brieven van ministers en burgemeesters, berichten, reportages en analyses in de media, het onderzoek ’Onderwereld boven water?’ van Politie en Wetenschap, en boeken waaronder ’De ontdekking van Urk’ door Matthias M.R. Declercq, en ’Met de kop in de wind’ van Gees R. van Hemert. Met dank aan Wietske Koen.

Deze productie is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten

Meer nieuws uit Noordkop

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.